Gematigde contractuele boete voor flitsen in promo 'de 25 meest'
Hof Amsterdam 14 september 2014, IEF 14294 (SBS Broadcasting tegen X)
Uitspraak ingezonden door Josine van den Berg en Sebastiaan Brommersma, Klos Morel Vos & Schaap. Mediarecht. Contract. Boete. In een aflevering van 'Peter R. de Vries, misdaadverslaggever' over huurmoorden is X getoond; delen van deze aflevering zijn herhaald in (de promo van) 'De 25 meest schokkende verborgen cameraonthullingen'. Partijen hebben een onthoudingsovereenkomst op straffe van een contractuele boete. De rechtbank oordeelde dat korte flitsen voor jubilem "de 25 meest" leidt tot contractuele boete [IEF 12924]. Het hof gaat niet uit dat een ondergrens van het verbod bestaat in de zin dat er daadwerkelijk inbreuk wordt gemaakt op de privacy van X, zoals door SBS bepleit.
Dat het totaal aan beeldmateriaal slechts 1,5 seconden duurt en dat de beelden zonder vermelding van context of naamsvermelding, baat SBS niet. Alleen al de mogelijkheid dat - ook al is dat in kleine kring - de privacybelangen van X c.s. zijn geschaad, is voldoende voor een beroep op het boetebeding. Het hof matigt de boete tot €15.000 gelet op onder meer het ontbreken van aantoonbare schade.
3.6. Het hof is van oordeel dat, voor zover al sprake zou zijn van een dergelijk ondergrens, SBS in dit geval geen beroep daarop toekomt. Daartoe is het volgende redengevend. SBS heeft aangevoerd dat het in dit geval gaat om beelden waarop [A], [B] en [C] weliswaar voorkomen maar niet herkenbaar zijn, dat het totaal aan beeldmateriaal slechts 1,5 seconden duurt en dat deze beelden zonder vermelding van enige context of naamsvermelding werden uitgezonden. Het is niet aannemelijk, zo stelt SBS, dat zij voor een dergelijk gebeurtenis een zo hoge boete zou accepteren. [geïntimeerde] voert echter aan dat[B] wel degelijk herkenbaar in beeld komt. [geïntimeerde] wijst erop dat naar aanleiding van de uitzending van de fragmenten derden richting [geïntimeerde] c.s. hebben gereageerd en dat zij vervolgens hun raadsman hebben verzocht contact op te nemen met SBS. SBS heeft deze gang van zaken niet uitdrukkelijk betwist zodat deze vast staat. Het hof concludeert daaruit dat herkenning van [B] in elk geval voor zekere personen mogelijk is geweest. Daarbij komt dat de beelden weliswaar zonder vermelding van het oorspronkelijke onderwerp of andere context zijn vertoond, maar dat deze wel zijn uitgezonden als promotiemateriaal voor het (bekende) misdaadprogramma waarin deze oorspronkelijk zijn uitgezonden. Een en ander is voldoende voor het oordeel dat de privacybelangen van [geïntimeerde] c.s. door de uitzending in het geding zijn gekomen.
Hieraan doet niet af dat [B], zoals SBS aanvoert, mogelijk alleen voor direct betrokkenen herkenbaar in beeld is gekomen. Alleen al de mogelijkheid dat - ook al is dat in kleine kring - de privacybelangen van [geïntimeerde] c.s. zijn geschaad, is voldoende voor een beroep op het boetebeding. Voor een dergelijk beroep kan naar het oordeel van het hof niet de eis worden gesteld dat sprake is van herkenbaarheid van [B] of van de andere betrokkenen bij het algemene publiek. In dit verband is evenmin van belang dat slechts één van de betrokkenen in beeld is gekomen, alleen al omdat [geïntimeerde] c.s. nu eenmaal familie van elkaar zijn en zij bovendien in de oorspronkelijke uitzending allen in verband met elkaar in beeld komen. Ook indien ervan wordt uitgegaan dat [B] slechts (daadwerkelijk) aan de hand van stilstaande beelden kan worden herkend, zoals SBS min of meer erkent (memorie van grieven onder 47), dan is dat naar het oordeel van het hof voldoende voor een beroep op het boetebeding. Voor zover dit al het geval is, hebben derden immers in het vertonen van de beelden aanleiding gezien deze (nogmaals) stilstaand te bekijken en vervolgens [geïntimeerde] c.s. daarover in te lichten. Het is ook geenszins op voorhand uit te sluiten dat derden op enig moment met technische hulpmiddelen stilstaande beelden van de promo’s en de bumper zullen bekijken.
3.17. Het beroep van [geïntimeerde] op het boetebeding is aldus gegrond op de herhaalde uitzending van zeer korte fragmenten zonder dat daaraan, behoudens het verband met het misdaadprogramma, enige context wordt gegeven. In de fragmenten is slechts een van de betrokkenen - zeer kort - herkenbaar in beeld geweest. Dit betekent dat het voor de hand ligt dat de privacybelangen van [geïntimeerde] c.s. slechts in beperkte mate zijn aangetast, ook al is het fragment vijf maal herhaald. SBS voert in verband daarmee aan dat de schade voor [geïntimeerde] c.s. beperkt zal zijn geweest. [geïntimeerde] voert omtrent de door [geïntimeerde] c.s. geleden schade alleen in algemene termen aan dat het ondoenlijk is vast te stellen wat de schade is die hoort bij de opmerkingen, intimidatie, bedreigingen, vernielingen en het steeds lastiger vinden van een baan of school na iedere uitzending. Vast staat, zo stelt [geïntimeerde], dat vrijwel geen van de familieleden door de beelden en de herhalingen daarvan in staat is geweest een normaal leven op te bouwen en een betaalde baan te vinden (memorie van antwoord 100). [geïntimeerde] vermeldt echter geen concrete incidenten die zich hebben voorgedaan na de uitzendingen van 16 en 17 december 2010. Het moet er dan ook voor gehouden worden dat deze zich niet hebben voorgedaan. Wat [geïntimeerde] zelf betreft heeft voorts te gelden dat hij is veroordeeld tot een vrijheidsstraf in verband met de destijds in de uitzendingen aan de orde gestelde huurmoorden. Hij licht niet toe wat de gevolgen daarvan zijn geweest en welke schade daarnaast specifiek het gevolg is van de uitzendingen van SBS, laat staan dat hij concreet toelicht wat de uitzendingen van de promo’s aan de door hem gestelde gevolgen hebben bijgedragen. Dat had gelet op de omstandigheden wel op zijn weg gelegen. Dit klemt te meer omdat hij zelf niet in beeld is geweest in de uitzendingen van 16 en 17 december 2010. SBS wijst voorts terecht erop dat bij de vaststellingsovereenkomst aan [A] en aan [B], overigens tegen finale kwijting, een bedrag van € 1000,- als vergoeding van de schade wegens het op 11 juni 2008 opnieuw uitzenden van de beelden is toegekend. [geïntimeerde] had mede in verband daarmee nader moeten toelichten waaruit de schade door de uitzending van de promo’s concreet bestaat. De schade door de eerdere uitzendingen is wat [A] en [B] aangaat immers afgedaan terwijl, zonder nadere toelichting die ontbreekt, niet valt in te zien dat de fragmenten die thans te zien zijn geweest, na de eerdere in verhouding daarmee langdurige uitzendingen, daaraan hebben toegevoegd. Het hof gaat dan ook met SBS ervan uit dat de schade voor [geïntimeerde] c.s. als gevolg van de uitzendingen van 16 en 17 december 2010 nihil is geweest en dus niet in verhouding staat tot het thans (bovenop het reeds door SBS betaalde bedrag van € 15.000,-) gevorderde bedrag van € 60.000,-.
3.18. Het Hof let bij haar oordeel tevens op de aard van de overeenkomst. Die houdt geen absoluut verbod in op het herhalen van de beelden. Wat [geïntimeerde] zelf betreft staat het SBS vrij de beelden te herhalen indien deze actualiteitswaarde krijgen omdat zich nieuwe feiten of ontwikkelingen voordoen. In dat geval worden de gezichten van [A], [B] en [C] weliswaar onherkenbaar gemaakt, als zij aan die actualiteitswaarde niet hebben bijgedragen, maar ook wat hen aangaat is geen sprake van een absoluut verbod op het uitzenden van de beelden. Een en ander betekent dat partijen kennelijk niet ervan uit zijn gegaan dat het uitzenden van de beelden onder alle omstandigheden ongeoorloofd is.
3.19. De overeenkomst is gesloten nadat in enkele afleveringen uitgebreid aandacht is besteed aan de huurmoorden en [geïntimeerde] c.s. allen herkenbaar in beeld zijn gekomen. Gelet op de aanleiding om de overeenkomst te sluiten en op de aard van de overeenkomst is te concluderen dat [geïntimeerde] het beding heeft ingeroepen ter zake van een gering te noemen overtreding. [geïntimeerde] bedoelt bovendien, gelet op de omvang van zijn vordering, het beding vijfmaal in te roepen. Het gevolg daarvan, de verschuldigdheid van een bedrag van in totaal € 75.000,-, is gelet op het ontbreken van aantoonbare schade, de aard van de overeenkomst, de inhoud en de strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het is ingeroepen, is naar het oordeel van het hof een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat. Het hof zal de verbeurde boete matigen tot een bedrag van € 15.000,-. Dit komt overeen met het bedrag dat SBS zou hebben verbeurd bij een eenmalige overtreding van het boetebeding. Het hof acht de onderhavige situatie, een geringe overtreding van het beding welke zich vijfmaal heeft voorgedaan binnen een tijdsbestek van vijf uren, daarmee gelijk te stellen, in elk geval voor wat betreft de gevolgen daarvan voor [geïntimeerde] c.s. Het hof neemt bij zijn oordeel tot deze matiging van de boete tevens in aanmerking dat het boetebeding mede tot doel heeft SBS aan te sporen tot nakoming van de vaststellingsovereenkomst en partijen het bedrag dat zij als boete zijn overeengekomen kennelijk passend hebben geacht voor het bereiken van dit doel.