29 mrt 2023
Uitspraak ingezonden door Gert Jan van den Bergh en Auke van Hoek, Bergh Stoop & Sanders, en Berber Brouwer, Walden Grene
Gerecht EU: alle modelregistraties Tinnus voor waterballonvuller terecht nietig verklaard
Gerecht EU 29 maart 2023, IEF 21329; ECLI:EU:T:2023:178 (Tinnus Enterprises/EUIPO - Mystic Products en Koopman International) Het Gerecht van de Europese Unie heeft bevestigd dat de Board of Appeal van het EUIPO [IEF 20136] terecht de ongeldigheid heeft uitgesproken van negen modelregistraties van Tinnus voor een waterballonvuller (fluid distribution equipment), omdat alle kenmerken van het model uitsluitend door de technische functie zijn bepaald. Eerder werd de nietigheid van Tinnus’ vrijwel identieke modelregistratie voor Gemeenschapsmodel 001431829-0001 tot aan het Gerecht EU bevestigd [IEF 19589]. In een daarop volgende appel bij het Hof van Justitie van de Europese Unie van 5 mei 2021, werd Tinnus niet-ontvankelijk verklaard [IEF 19961].
Het Gerecht EU oordeelt dat bij de beoordeling van de vraag of de kenmerken van de modellen door de technische functie zijn bepaald, rekening moet worden gehouden met het bestaan van een octrooi voor hetzelfde product. Verder kan een getuigenverklaring van de ontwerper niet als objectieve factor worden aangemerkt. Tinnus’ argument dat het beweerdelijke 'gladde oppervlak' of 'strakke uiterlijk' van de waterballonvuller als relevant kenmerk in die beoordeling moet worden meegenomen is afgewezen. Dit argument was door Tinnus aangevoerd bij het Gerecht onder verwijzing naar Lego [IEF 19850]. Het Gerecht EU bevestigt dat 'apparaten voor vloeistofdistributie gewoonlijk gladde oppervlakken hebben' en er in dit geval geen sprake is 'van een specifieke keuze van de ontwerper'. Daarnaast valt ook uit Tinnus’ registraties niet af te leiden dat zij getracht heeft bescherming te krijgen voor beweerdelijke elementen als kleur, contrast of een strak uiterlijk. Verder kan uit de meervoudige registratie van Tinnus worden afgeleid dat zij de intentie had exclusieve bescherming te verkrijgen voor een technisch product, equivalent aan dat van octrooibescherming, aldus het Gerecht.
34. In the first place, as regards the applicant’s argument that the Board of Appeal failed to take into account, as a feature of appearance of the product concerned, the ‘smooth’ surface of the hollow tubes, balloons and rings, it should be pointed out, as EUIPO rightly does, that the tubes, balloons and fasteners of fluid distribution equipment normally have smooth surfaces, such that that ‘smooth’ surface cannot be considered specific to the product concerned. Consequently, the ‘smooth’ surface cannot be considered, in the present case, to be the result of a specific choice made by the designer of the contested design. That circumstance distinguishes the present case from the case which gave rise to the judgment of 24 March 2021, Building block from a toy building set (T-515/19, not published, EU:T:2021:155), in which the Court held, in paragraph 107, that the smooth surface of the upper face of the product at issue (a toy brick) was a feature of the specific appearance of that product and should therefore have been taken into account by the Board of Appeal.
48. In the seventh place, as regards the applicant’s argument that the Board of Appeal failed to take into account the same contrast of the balloons, rings, housing and tubes, it should be noted that the contested design was represented in the application for registration in black and white – not in colour – and that there was nothing in that representation indicating that the applicant was seeking protection of the ‘features’ referred to above. For that reason, the argument referred to above must be rejected.
92. It should be noted, as the Invalidity Division did, that the configurations of the tubes and balloons, which appear on the designs included in the multiple application for registration, are different ways of enabling a large number of balloons to be filled with water at the same time, which, in the circumstances of the present case, is an indication of the applicant’s intention to enjoy exclusive protection, equivalent to that conferred by a patent, in respect of the technical solution that is the basis of the product concerned.