Gladiolencultuur
Rechtbank 's-Gravenhage 29 februari 2012, HA ZA 10-1 (Snoek/Stichting Gladiolen Combinatie tegen X)
Kwekersrecht. Opzegging sublicentie teeltrechten. Snoek is houdster van gladiolenras Amsterdam en San Remo. Glaco houdt zich bezig met bevordering van de gladiolencultuur en verrijking van het assortiment door verwerving van licenties van gladiolencultivars en door teelt en verkoop hiervan. Glaco heeft exclusief van Snoek gelicentieerd gekregen. De teeltrechten heeft zij verleend aan bij haar aangesloten telers. X heeft zo'n sublicentie.
Er volgt beëindiging van de teeltrechten, maar bij controle blijkt toch nog geteeld te worden op last van een derde, namelijk Zijlstra. Deze beëindiging is rechtsgeldig. De reconventionele vordering baseert X op de sublicentieovereenkomst die Glaco, uitgaande van de gestelde inbreuken, rechtsgeldig heeft ontbonden.
Omdat X de gestelde lastgeving uitdrukkelijk weerspreekt, zullen Snoek en Glaco worden opgedragen tot het leveren van bewijs van hun stelling, zoals zij hebben aangeboden. De zaak wordt aldus aangehouden.
4.9. 4.9. Op grond van het voorgaande zal Snoek en Glaco worden opgedragen bewijs te leveren (i) van hun stelling dat Zijlstra als lasthebber van X materiaal van de rassen AMSTERDAM en SAN REMO heeft geteeld en (ii) van hun stelling dat de bollen die, naar de rechtbank vooralsnog aanneemt, X in 2008 heeft geleverd aan Veldt, van het ras AMSTERDAM waren. Daarnaast zal X worden toegelaten tot het leveren van tegenbewijs tegen de voorshands voor juist gehouden stelling dat X in 2008 ten minste 2.000.000 bollen heeft geleverd aan Veld.
4.10. Indien partijen dezelfde getuige(n) willen horen in het kader van meer dan een van de gegeven bewijsopdrachten, zal de rechtbank bij de planning van de zitting(en) pogen die verhoren zoveel mogelijk te combineren. Partijen wordt verzocht de volgorde van de op te roepen getuigen om die reden zoveel mogelijk onderling af te stemmen.
4.11. Bij deze stand van zaken moet de beslissing op alle vorderingen worden aangehouden. Dat geldt ook voor het gevorderde accountantsonderzoek. Snoek en Glaco hebben niet toegelicht op welke rechtsgrond zij dat onderzoek vorderen. Uit de formulering van de vordering blijkt dat het onderzoek ertoe dient om de duur en omvang van de gestelde inbreuk vast te stellen en om te achterhalen wie de leveranciers en afnemers van de vermeend inbreukmakende producten zijn. De rechtbank begrijpt daaruit dat Snoek en Glaco hebben bedoeld de vordering te baseren op artikel 70 van de ZZPW, dat een inbreukmaker verplicht rekening en verantwoording af te leggen over door de inbreuk genoten winst (lid 6) en al hetgeen de inbreukmaker bekend is omtrent de herkomst en distributiekanalen mee te delen (lid 11). Voor toewijzing van het gevorderde accountantsonderzoek op die grond is vereist dat de inbreuk vast staat. Ook voor de beslissing op deze vordering dient dus de uitkomst van de bewijslevering te worden afgewacht.