12 sep 2019
Handhaving geschillen auteursrecht en contractuele aansprakelijkheid is aan nationale wetgever
HvJ EU 12 september 2019, IEF 18757, IT 2905, IEFbe 2968;C‑666/18 (IT Development tegen Free Mobile) Free Mobile is aanbieder van mobiele telefonie en licentiehouder van het computerprogramma “ClickOnSite“. Het auteursrecht van “ClickOnSite“ berust bij de vennootschap IT Development. De licentiehouder heeft zonder toestemming van de auteursrechthebbende wijzigingen in het computerprogramma aangebracht. De houder van het auteursrecht op dat computerprogramma heeft de licentiehouder vervolgens gedagvaard. De vordering in eerste aanleg was gebaseerd op de aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad en werd afgewezen. De Franse appelrechter twijfelt of de gedraging van geïntimeerde een inbreuk op het op het programma rustende auteursrecht vormt ofwel een tekortkoming in de nakoming vormt. Naar Frans recht kan een vordering uit onrechtmatige daad slechts worden ingesteld indien tussen partijen geen contractsverhouding bestaat.
De vraag is of het in strijd handelen met voorwaarden van een softwarelicentieovereenkomst inbreuk vormt op het auteursrecht dan wel leidt tot contractuele aansprakelijkheid. De wijziging van de broncode van een computerprogramma, zoals in casu, vormt een inbreuk op het daarop rustende auteursrecht. Contractuele aansprakelijkheid op grond van de licentieovereenkomst is in een dergelijk geval mogelijk, mits de genoemde rechten aan de rechthebbende van het programma zijn voorbehouden. In beginsel is het aan de nationale wetgever om, met inachtneming van de richtlijn 2004/48 en de beginselen van gelijkwaardigheid en doeltreffendheid, procedurele regelingen te bepalen die in het kader van de bescherming van auteursrechten noodzakelijk zijn, voor het geval dat de inbreuk op een auteursrecht samenvalt met een contractuele schending.
Prejudiciële antwoorden:
84. Gelet op een en ander geef ik het Hof in overweging om de prejudiciële vraag van de cour d’appel de Paris te beantwoorden als volgt:
„De artikelen 4 en 5 van richtlijn 2009/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma’s, gelezen in samenhang met
artikel 3 van richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, moeten aldus worden uitgelegd dat:– wijziging van de broncode van een computerprogramma in strijd met een licentieovereenkomst een inbreuk vormt op de intellectuele-eigendomsrechten van de houder van het auteursrecht op het programma, voor zover die wijziging niet overeenkomstig de artikelen 5 en 6 van richtlijn 2009/24 van toestemming is uitgezonderd;
– de rechtsgrondslag van de vordering die een houder van auteursrechten op software tegen een licentiehouder kan instellen wegens schending van zijn rechten, van contractuele aard is wanneer die rechten in de licentieovereenkomst aan de rechthebbende van het programma zijn voorbehouden overeenkomstig artikel 5, lid 1, van richtlijn 2009/24;
– het aan de nationale wetgever staat om, met inachtneming van richtlijn 2004/48 en de beginselen van gelijkwaardigheid en doeltreffendheid, de procedurele regelingen te bepalen die noodzakelijk zijn om de auteursrechten op het computerprogramma te beschermen tegen inbreuken, voor het geval dat een dergelijke inbreuk tegelijk een schending van die rechten en een contractuele niet-nakoming inhoudt.”
Prejudiciële vragen:
„Is het feit dat een licentiehouder van software zich niet houdt aan de voorwaarden van een softwarelicentieovereenkomst (door het verlopen van een proefperiode, overschrijding van het aantal gemachtigde gebruikers of een andere meeteenheid, zoals processors die kunnen worden gebruikt ter uitvoering van de software-instructies, of door wijziging van de broncode van de software, wanneer dit recht in de licentie is voorbehouden aan de oorspronkelijke rechthebbende):
– een inbreuk (in de zin van richtlijn 2004/48 van 29 april 2004) jegens de houder van het auteursrecht van de software zoals voorbehouden in artikel 4 van richtlijn 2009/24/EG van 23 april 2009 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma’s,
– of kan hiervoor een afzonderlijke juridische regeling gelden, zoals die inzake contractuele aansprakelijkheid van het gemene recht?”