Henk X
Gerechtshof Amsterdam, 03 februari 2009, LJN: BH2939, Voortman Kantoormeubelen B.V. tegen HS Design B.V.
Modellenrecht. Auteursrecht. Afwijzing vordering tot betaling royalties. Bij ontbreken van een tussen partijen overeengekomen andersluidend beding komt, indien aanwezig, het auteursrecht inzake de in opdracht ontworpen kantoormeubelen toe aan de opdrachtgever en niet aan de ontwerper. Een (geldig) modeldepot is hierbij niet vereist.
Henk X. heeft in opdracht van Voortman kantoormeubelen en bijbehorende accessoires ontworpen (‘de On-Line producten’). Henk X heeft alle industriële en intellectuele eigendomsrechten overgedragen aan HS Design, waarvan X directeur en enig aandeelhouder is. Voortman en HS Design krijgen vervolgens een geschil over de afgesproken provisie en naamsvermelding. In september 2006 deponeert Voortman de ontwerpen voor de On-Line producten als Benelux-model.
Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep. Het auteursrecht op de meubels berust op grond van het bepaalde in art. 3.29 jo. 3.8 lid 2 BVIE (voorheen art. 23 jo. 6 lid 2 BTMW) wel bij Voortman als opdrachtgever.
4.5. Genoemde bepalingen van het BVIE (evenals voorheen de BTMW) komen er – voor de onderhavige situatie samengevat – op neer dat indien een model op bestelling is ontworpen de opdrachtgever, behoudens andersluidend beding tussen opdrachtgever en ontwerper, als ontwerper wordt beschouwd en dat aan deze daarmee ook het auteursrecht inzake dat model toekomt. Voortman bestrijdt terecht dat, zoals rechtbank heeft overwogen, een dergelijk andersluidend beding kan worden afgeleid uit de brieven van Voortman van 6 maart 1992 en 3 september 1997 en derhalve geacht moet worden tussen partijen te zijn overeengekomen. In deze brieven valt niet meer te lezen dan de afspraak, dat aan X naast het door hem ontvangen ontwerphonorarium een aanvullende provisie toekwam van 1,5 % gedurende maximaal tien jaar. Deze wijze van beloning geeft op zich zelf, mede gelet op hetgeen door partijen is gesteld omtrent de in de branche gebruikelijke voorwaarden, geen grond om aan te nemen dat partijen in het onderhavige geval tevens zijn overeengekomen om in afwijking van de hoofdregel van art. 3.8 lid 2 jo. 3.29 BVIE het auteursrecht aan X (c.q. HS Design als diens rechtsopvolgster) te doen toekomen. Ook overigens is niet gebleken van feiten of omstandigheden waaruit dit zou kunnen worden afgeleid. De omstandigheid dat Voortman het model eerst in 2006 heeft gedeponeerd maakt dit niet anders, nu – daargelaten de vraag naar de geldigheid van dit depot in verband met het nieuwheidsvereiste - voor de toepassing van art. 6 lid 2 BTMW, thans art. 3.8 lid 2 BVIE, een modeldepot niet is vereist (BenGH 22 juni 2007, NJ 2007, 500).
4.6. De principale grief 1 slaagt derhalve. Voor zover de On-Line producten auteursrechtelijk zijn beschermd komt, bij ontbreken van een andersluidend beding, dit auteursrecht toe aan Voortman. Dit brengt mee dat de hiervoor in 4.2 sub (a) weergegeven vordering van HS Design, die zij op een haar toekomend auteursrecht heeft gebaseerd, haar alsnog dient te worden ontzegd. Bij deze uitkomst kunnen de overige grieven van Voortman hier verder onbesproken blijven.
4.7. De grieven in het incidenteel appel gaan niet op. Voor zover Voortman de productie en verkoop van de On-Line producten naar het ontwerp van X na 6 maart 2002 heeft voortgezet behoefde zij daartoe niet diens toestemming, nu zoals eerder overwogen het auteursrecht op die producten – indien dat al bestaat - toekomt aan Voortman als opdrachtgever en niet aan X c.q. HS Design. Om dezelfde reden kan HS Design niet worden gevolgd in haar stelling dat in het onderhavige geval sprake is van een stilzwijgend voortgezette licentieovereenkomst omdat Voortman met de productie is doorgegaan. Er is derhalve geen rechtsgrond aanwezig voor de door HS Design gevorderde provisiebetalingen na de overeengekomen einddatum van 6 maart 2002.
5. (…) HS Design zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in beide instanties, in hoger beroep zowel die van het principaal appel als van het incidenteel appel [liquidatietarief].
Lees het arrest hier. Rechtbank Haarlem , 17 januari 2007: IEF 3842.