Het bodem kort geding in IE-geschillen
B. van Kaam, B. Le Poole en J. Schaap, Het bodem kort geding in IE-geschillen, in: Bodem kort geding, ter gelegenheid van het afscheid van mr. Rullmann, Rechtbank Amsterdam 2013.
Bijdrage ingezonden door Bertil van Kaam, Van Kaam Bas LePoole, Houthoff Buruma en Jacqueline Schaap, Klos Morel Vos Schaap.
De maatschappij verandert en kennelijk moet het procesrecht mee veranderen. Het moet sneller, makkelijker, toegankelijker en met minder “fijnslijperij”. Op zich is daar veel voor te zeggen, maar het is de vraag of verandering daadwerkelijk een “beter recht bouwt”2. Het vereenvoudigen van de weg om recht te halen, betekent niet automatisch een beter recht voor (beide) partijen. We moeten oppassen het kind niet met het badwater weg te gooien.
Er ligt nu een officieel initiatief van het Ministerie van Veiligheid en Justitie en de Raad van de Rechtspraak voor – kort gezegd – het “verkortgedingen” van de bodemprocedure (KEI) en het officieuze initiatief van mr. Rullmann voor het bodem kort geding. In het BGK beginnen alle procedures in beginsel met een kort geding. De verwachting is dat hierdoor veel bodemprocedures (kunnen) worden voorkomen. Het bodem kort geding initiatief is het meest innovatieve initiatief, maar dat lag in de lijn der verwachtingen nu het afkomstig is van één van de meest praktische en innovatieve kort geding rechters van de laatste jaren. (...)
Dit artikel is sterk ingekort, lees de gehele bijdrage hier.
Voor het bodem kort geding is veel te zeggen. De procedure biedt voordelen voor een groot aantal zaken. Wij menen dat het goed is om het kort geding zo aantrekkelijk mogelijk te maken, waardoor in zoveel mogelijk zaken automatisch naar het middel van kort geding zal worden gegrepen. Wij zijn echter tegen een verplicht karakter van het bodem kort geding en het beperken van het aanhangig maken van een bodemprocedure tot die gevallen waarin beide partijen met de bodemprocedure kunnen instemmen. Met name in complexe IE-zaken, waaronder zaken waarin lastige schadebegrotingen centraal staan, dient de eisende partij het recht te behouden om direct een bodemprocedure te beginnen.
Verder zouden wij in een eventueel bodem kort geding graag de volgende uitgangspunten zien uitgewerkt: recht spreken op grond van de gewone bewijsregels en het garanderen van werkelijk voldoende tijd en gelegenheid om standpunten naar voren te brengen. Wat mr. Rullmann aanduidt als fijnslijperij kan soms echt nodig zijn en is niet per definitie negatief. Procedures mogen niet worden gereduceerd tot louter een middel om zaken zo snel mogelijk praktisch op te lossen. Dat zou de rechtszekerheid niet ten goede komen.
Ook het voorlopig karakter van het bodem kort geding onder meer in verhouding tot TRIPs verdient nadere uitwerking. Wij willen voorkomen dat een meerderheid van de IE-zaken noodgedwongen zowel een bodem kort geding als een bodemprocedure dienen te doorlopen. Het bodem kort geding streeft dan haar doel voorbij. In dat verband kan het geen kwaad dat ook de specifieke proceskostenveroordeling in IE-zaken wordt geëvalueerd.
Tot slot merken wij op dat een bodem kort geding alleen goed kan functioneren met actieve rechters, die niet bang zijn om knopen door te hakken en ingrijpende beslissingen te nemen, rechters zoals mr. Rullmann.
Bertil van Kaam, Bas LePoole, en Jacqueline Schaap