Het cross border verbod doorkruist?
Daan de Lange (Stibbe): Het cross border verbod doorkruist? Artikel over de algemene procesrechtelijke implicaties van het arrest Roche/Primus en in iets mindere mate GAT/Luk. (Gepubliceerd in JBPr 2007, nr. 1).
“Hoewel het juist is dat in kort geding niets wordt vastgesteld, maar slechts een voorlopige inschat-ting wordt gegeven (een kort geding vonnis heeft geen gezag van gewijsde), betwijfel ik of de uitleg van de rechtbank ’s-Gravenhage aan het arrest GAT/LuK recht doet aan de inhoud en strekking ervan. Immers, het HvJ overwoog (in r.o. 25) dat de exclusieve bevoegdheidsregels van art. 16 lid 4 EEX gelden “ongeacht het procedurele kader waarin de kwestie van de geldigheid van het octrooi wordt opgeworpen”. Daarbij komt dat de redenering van de rechtbank ’s-Gravenhage als merkwaardig bijeffect heeft dat de mogelijkheden een grensoverschrijdend verbod te krijgen in een kort geding procedure veel ruimer zijn dan in een bodemprocedure. Dit is strijd met het karakter van een kort geding waarin in wezen spoedeisende ordemaatregelen worden genomen die niet tot een bodemprocedure kunnen wachten. Het past daarbij niet dat in kort geding maatregelen worden opgelegd die de bodemrechter niet kan toetsen.”
Lees het volledige artikel hier.