Het online zetten van gedigitaliseerd erfgoedarchief Gemeente Leiden
Rechtbank Den Haag 17 december 2014, IEF 14487 (Lira-Pictoright tegen Gemeente Leiden)
Uitspraak ingezonden door Dylan Griffiths, Griffiths advocaten. Auteursrecht. Stelplicht. 16n Aw, 15h Aw, verweesde werken. De Gemeente Leiden heeft het archief van Erfgoed Leiden en Omstreken van 1720 tot 2006 gedigitaliseerd. Daarvoor is toestemming van de uitgevers verkregen, maar niet van de freelance journalisten en fotografen. Na dagvaarding heeft de Gemeente opgesomde werken op zwart gezet. Voor de toewijzing van de als collectieve actie gevorderde staking is niet vereist dat ieder afzonderlijke aangeslotene en/of per werk gesteld en onderbouwd wordt dat er voorbehouden handelingen zijn verricht. Het beroep op de exceptie van 16n Auteurswet (restauratie, dreigend verval en raadpleegbaar houden) wordt geaccepteerd, maar er is geen noodzaak voor het online beschikbaar stellen. De Gemeente erkent dat zij niet heeft voldaan aan de eisen die in de Verweesde Werkenrichtlijn aan dat onderzoek worden gesteld. Vorderingen worden toegewezen.
Stelplicht
4.7. Lira en Pictoright hebben er op gewezen dat het digitale archief, ondanks het regionale karakter ervan, ook veel werken van indirect aangeslotenen zal bevatten. Dat komt omdat een deel van de gearchiveerde kranten ook algemeen en internationaal nieuws bracht, waarvoor gebruik werd gemaakt van werken van buitenlandsefreelance journalisten. De Gemeente heeft daar tegen in gebracht dat zij voor het gebruik van die werken “in het algemeen” toestemming heeft verkregen, in de vorm van een licentie van de uitgever van de betreffende kranten. Zij heeft echter niet gesteld dat de betreffende kranten toestemming van de betreffendefreeÏance journalisten hebben verkregen voor de verveelvoudiging en openbaarmaking in het digitale archief van hun licentienemer. Zeker bij werken opgenomen in oudere jaargangen ligt dat ook niet voor de hand. Ook bij deze categorie werken is er derhalve ten minste een deel (van de volgens Lira en Pictoright vele werken van indirect aangeslotenen) in het digitale archief waarvoor geen voorafgaande toestemming is verkregen.4.11. (...) Aannemelijk is daarom dat de Gemeente het bestaande krantenarchief heeft gedigitaliseerd met — in ieder geval mede — het doel om een kopie van al die kranten voor het archief te behouden. Lira en Pictoright hebben betoogd dat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 16n Aw, alleen al omdat de Gemeente zelf heeft gesteld dat preservering één van de doelstellingen was van de digitalisering en niet het enige doel, zoals dat artikeL vereist. De rechtbank volgt dit betoog van Lira en Pictoright niet. Gelet op de doelstelling van artikel 1 6n Aw dient dit artikel naar haar oordeel zo uitgelegd te worden, dat iedere verveelvoudiging voor zover die nodig is voor het behoud van een exemplaar, onder de uitzondering valt. Dat impliceert dat de digitale kopieën die de Gemeente van alle papieren kranten heeft gemaakt, verveelvoudigingen zijn die geen inbreuk maken op de exclusieve rechten van de auteursrechthebbenden. In zoverre slaagt het verweer van de Gemeente. Dat geldt echter niet voor het online aan het publiek ter beschikking stellen van het digitale archief.
4.12. De Gemeente heeft nog betoogd dat er geen verschil is tussen het raadplegen van een archief ten kantore van het archief zelf en het online raadplegen. Voor zover zij met dat betoog een beroep heeft willen doen op de uitzondering van artikel 1 5h Aw, geldt het volgende. Die exceptie is uitdrukkelijk beperkt tot raadpleging van werken in archieven door middel van daarvoor bestemde terminals in de gebouwen van het archief. Uit die wettelijke beperking volgt al dat het online raadplegen van het digitale archief niet gelijk gesteld kan worden aan raadpleging in het gebouw van het archief. Lira en Pictoright stellen ook niet dat de Gemeente inbreuk maakt op auteursrechten van aangeslotenen door het openbaar maken van werken via terminals in de gebouwen van het archief. Het beroep van de Gemeente op deze exceptie kan haar derhalve niet baten.
Handhaving auteursrecht onredelijk
4.14. Voor een geslaagd beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en biHijkheid als bedoeld in artikel 6:2 lid 2 BW is vereist dat toepassing van de Auteurswet in het onderhavige geval naar maatstaven van redelijkheid en billjkheid onaanvaardbaar zou zijn. Het gegeven dat het voor de Gemeente ondoenlijk was voorafgaand aan openbaarmaking van het digitale archief van alle auteursrechthebbenden toestemming te verkrijgen, is daarvoor onvoldoende. In de eerste plaats is er geen noodzaak voor de door de Gemeente gekozen wijze van openbaarmaking, in de zin dat het maatschappelijk gezien onaanvaardbaar zou zijn dat de Gemeente het archief digitaal niet online ter beschikking zou stellen. De rechtbank ziet in dat er een maatschappelijke behoefte bestaat aan de online beschikbaarstelling, maar dat is geen noodzaak. In de tweede plaats hebben Lira en Pictoright haar de mogelijkheid geboden toestemming te verkrijgen voor gebruik van de werken van haar aangeslotenen en haar te vrijwaren voor aanspraken van nietaangeslotenen. Dat de Gemeente niet bereid was de daarvoor gevraagde vergoeding te voldoen, staat haar Vrij. Er is echter geen sprake van een situatie waarin de Gemeente een inbreuk op auteursrecht uitsluitend kon voorkomen door een onevenredige hoeveelheid clearing werkzaamheden.