Het portretrecht van politieambtenaren
Kamervragen met antwoord, nr. 2152, 2e Kamer. Antwoord op vragen van het lid Haverkamp (CDA) aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over foto's van politieagenten op Internet.
“(…) Indien er sprake is van een portret dat niet in opdracht van de geportretteerde is gemaakt, is openbaarmaking niet toegestaan voor zover een redelijk belang van de geportretteerde zich daartegen verzet (art. 21 Auteurswet 1912). (…) In zijn algemeenheid valt er dus geen uitspraak te doen over eventuele schending van privacy van de agenten door plaatsing van hun foto op de site. In het licht van het bovenstaande zie ik geen aanleiding om nadere regels te stellen met betrekking tot de bescherming van het portretrecht van politieambtenaren.
Indien agenten menen in hun recht geschonden te zijn ten gevolge van de normale uitoefening van hun taak, worden zij in beginsel ondersteund in het halen van hun recht door het korps waarbij zij in dienst zijn. Dit is ook uitgewerkt in art. 69a tweede lid van het Besluit algemene rechtspositie politie. Verder staat de rechtsgang bij de burgerlijke rechter open.
Uit jurisprudentie blijkt dat een van de uitgangspunten bij de belangenafweging is dat personen die in het kader van een onderwerp van maatschappelijk belang in het openbaar in de uitoefening van hun functie optreden, zoals politieambtenaren, als publieke personen onder omstandigheden meer kritiek en een grotere inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer moeten toestaan dan privépersonen. (…) Ook voor [andere openbare ambtsdragers, zoals officieren van justitie of rechters- IEF] geldt de algemene regeling van de auteurswet 1912, met de daarbij behorende belangenafweging. Voor zover deze personen in de openbaarheid hun functie uitoefenen, geldt dezelfde redenering als voor politieambtenaren, en zie ik geen reden voor aanpassing van de bestaande mogelijkheden.”
Lees het kamerstuk hier.