Gepubliceerd op maandag 4 maart 2019
IEF 18272
Gerechtshoven ||
19 feb 2019
Gerechtshoven 19 feb 2019, IEF 18272; zaaknr. 200.218.777 (Holonite tegen Composietsteen), https://delex.nl/artikelen/hof-arnhem-leeuwarden-achterdocht-is-onvoldoende-grond-voor-beslaglegging

Uitspraak ingezonden door Marga Verwoert van Leeway.

Hof Arnhem-Leeuwarden: achterdocht is onvoldoende grond voor beslaglegging

Hof Arnhem-Leeuwarden 19 februari 2019, IEF 18272; zaaknr.: 200.218.700 (Holonite tegen Composietsteen).  Zie ook IEF 17224 en IEF 16779. Hoger Beroep. Bewijsbeslag. In kort geding heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van Holonite in zoverre toegewezen dat Composietsteen moet toestaan dat de deurwaarder beperkte inzage krijgt in een beperkt aantal documenten. Het hoger beroep richt zich tegen deze beslissing. Holonite vordert dat Composietsteen inzage dient toe te staan in meer documenten dan aanvankelijk toegewezen. Deze vordering wordt afgewezen. Het Hof begrijpt dat er omstandigheden zijn die bij Holonite tot achterdocht hebben geleid, maar deze achterdocht is onvoldoende om aan te nemen dat Composietsteen jegens Holonite is tekort geschoten of anderszins onrechtmatig heeft gehandeld. In reconventie vordert Composietsteen opheffing van het bewijsbeslag. Nadeel of schade door de inbeslagneming is niet gebleken. Holonite heeft echter nog wel belang bij het beslag. De vordering in reconventie zal dus ook worden afgewezen.

3.11 In haar memorie van grieven, zoals nader toegelicht ter gelegenheid van het pleidooi in hoger beroep, heeft Holonite haar vordering er voorts op gebaseerd dat haar voormalig werknemer Jas, al dan niet via BDS/BDS Consult (B.V.), aan Composietsteen c.s. bedrijfsinformatie over de dorpelmarkt, of tekeningen of prijsstellingen van Holonite ter beschikking heeft gesteld. Een voldoende concrete en onderbouwde aanwijzing daarvoor heeft Holonite evenwel niet gegeven. De omstandigheid dat binnen twee jaar na het vertrek van Jas bij Holonite door Composietsteen c.s. composietstenen dorpels (volgens een andere receptuur) op de markt zijn gebracht, is onvoldoende voor een redelijk vermoeden dat Composietsteen c.s. onrechtmatig of in strijd met de intentieovereenkomst heeft gehandeld. Ook anderszins heeft Holonite niet voldoende aannemelijk gemaakt dat Composietsteen c.s. gebruik heeft gemaakt van bedrijfsgevoelige informatie van Holonite. De omstandigheid dat over een ongelimiteerde periode in tien bij Composietsteen c.s. aangetroffen bestanden de naam van Jas voorkomt en dat Jas goede contacten heeft met een investeerder van Ekosiet, is daarvoor ook onvoldoende.  Composietsteen c.s. heeft betwist dat haar composietstenen dorpels zijn geïntroduceerd bij Timmerfabriek Lancel te Hoogerheide (zodat het hof daarvan vooralsnog niet kan uitgaan), maar ook indien dat wel zo zou zijn, is de omstandigheid dat deze fabriek in de buurt van de woonplaats van Jas is gelegen en Jas daar een persoonlijk contact zou hebben een onvoldoende aanwijzing om aannemelijk te achten dat Composietsteen c.s. onrechtmatig heeft gehandeld. Dat geldt ook voor de omstandigheid dat de dorpels op elkaar lijken en dat Composietsteen c.s. haar producten (aanvankelijk) ook de productaanduiding MBI heeft gegeven. Al deze omstandigheden hebben, zo is ook ter zitting in hoger beroep duidelijk geworden, Holonite achterdochtig gemaakt, maar deze achterdocht heeft een onvoldoende basis in concrete onderbouwde feiten die, ieder voor zich of in onderling verband bezien, in het kader van dit kort geding voldoende aannemelijk maken dat composietsteen c.s. jegens Holonite is tekort geschoten of onrechtmatig heeft gehandeld.

3.15 Dat Composietsteen c.s. er nadeel of schade van ondervindt dat de inbeslaggenomen gekopieerde bescheiden bij de gerechtelijk bewaarder berusten, is, tegenover hetgeen Holonite in dit verband heeft gesteld, niet gebleken. Uit de door Composietsteen c.s. gestelde overlast die haar bedrijfsvoering bij het leggen van het bewijsbeslag ondervond, volgt dat zij belang heeft bij het vermijden van een nieuwe beslaglegging, maar niet dat zij nadeel ondervindt van de handhaving van het bewijsbeslag. Ook ervan uitgaande dat, gelet op hetgeen in conventie is overwogen, thans niet aannemelijk is dat de door de Holonite gepretendeerde vorderingen deugdelijk zijn, leidt een afweging van de wederzijdse belangen er toe dat het belang van Holonite bij handhaving van het bewijsbeslag vooralsnog zwaarder weegt dan het belang van composietsteen c.s. bij opheffing. De vordering in reconventie zal daarom worden afgewezen. Grief 4 in het incidenteel hoger beroep mist doel.