3 sep 2024
Hof bekrachtigt beschikking kantonrechter: ontslag docent op christelijke school terecht
Hof Den Haag 3 september 2024, IEF 22223; ECLI:NL:GHDHA:2024:1530 (Verzoeker tegen H30). H30 is een stichting voor christelijk peuterwerk, kinderopvang, primair en voortgezet onderwijs. Op Paarse Vrijdag, een jaarlijkse actiedag waarop leerlingen solidariteit met LHBTQIA+-ers kunnen tonen, heeft een docent-assistent op een middelbare school mondeling en fysiek duidelijk gemaakt dat de activiteiten van deze dag en homoseksualiteit niet te verenigen zijn met zijn geloof. Hierbij verwees hij naar Bijbelteksten en maakte hij een spuugbeweging naar de regenboogvlag. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst tussen de docent-assistent en de school ontbonden wegens een verstoorde arbeidsverhouding.
In dit hoger beroep verzoekt de docent-assistent (hierna: verzoeker) deze beschikking te vernietigen en H30 te veroordelen tot onder andere herstel van de arbeidsovereenkomst. Het hof oordeelt dat de uitingen van verzoeker vallen onder de vrijheid van meningsuiting en godsdienst zoals beschermd door het EVRM. In dit geval is de sanctie van ontslag, die een inmenging vormt van de door verzoeker met een beroep op artikel 9 en 10 EVRM ingeroepen verdragsrechten, gerechtvaardigd. Het hof bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter.
6.17 Het hof acht op basis van de vaststaande handelingen, uitingen en gebeurtenissen op Paarse Vrijdag 2022 (zoals vastgesteld onder 6.5 hierboven) begrijpelijk dat H3O van oordeel was dat zij die middag moest ingrijpen om de situatie te de-escaleren en zij [verzoeker] , die bovendien ‘in tongen’ sprak en niet voor rede vatbaar was, naar huis heeft gestuurd met het verzoek om op maandag, na het weekend, op gesprek te komen. Uit de verslagen van de verschillende gesprekken die nadien met [verzoeker] hebben plaatsgevonden blijkt dat H3O tevergeefs geprobeerd heeft met [verzoeker] te bespreken dat de wijze waarop hij zijn geloofsovertuiging heeft geuit niet in overeenstemming is met de pedagogische verantwoorde en respectvolle wijze waarop hij als docent-assistent met leerlingen moet omgaan en evenmin in overeenstemming is met de taak van de school die een veilig klimaat moet scheppen waarin leerlingen en personeel zich veilig en geaccepteerd weten, ongeacht de verschillen in godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, afkomst, geslacht, handicap of seksuele geaardheid. [verzoeker] is blijven volharden in zijn standpunt dat zijn uitlatingen gerechtvaardigd zijn omdat deze gebaseerd zijn op de Bijbel als Gods Woord. Hierdoor maakt hij zijn eigen geloofsopvatting als enige waarheid terwijl hij vindt dat ook binnen H3O daaraan op de door hem voorgestane wijze invulling en uitvoering moet worden gegeven. Hij heeft zich onvoldoende bereid getoond om op zijn gedrag te reflecteren, zich onvoldoende rekenschap gegeven dat zijn gedrag voor leerlingen, in het bijzonder voor hen die zich inzetten voor acceptatie van de LHBTQIA+-groep en voor hen die tot die groep behoren, kwetsend moet worden geacht. [verzoeker] heeft onvoldoende willen inzien dat het H3O gaat om de wijze waarop hij zijn geloofsuitingen heeft gedaan en de onrust die dit heeft veroorzaakt en die zij voor de toekomst wil voorkomen. Het hof acht begrijpelijk dat H3O na haar vergeefse pogingen dit duidelijk te maken en bij de volharding van [verzoeker] in zijn standpunt, het vertrouwen verloor dat het aangaan van mediation tot een oplossing zou leiden en er geen vertrouwen meer in had dat [verzoeker] in de toekomst in een soortgelijk geval zou afzien van het uiten van zijn geloofsovertuiging op een wijze die schadelijk is voor het door H3O te waarborgen veilige schoolklimaat.