Gepubliceerd op dinsdag 15 oktober 2024
IEF 22300
Hof Arnhem-Leeuwarden ||
8 okt 2024
Hof Arnhem-Leeuwarden 8 okt 2024, IEF 22300; ECLI:NL:GHARL:2024:6204 (KVK tegen VVZBI), https://delex.nl/artikelen/hof-gaat-prejudiciele-vragen-stellen-over-de-uitleg-van-de-databankenrichtlijn-en-de-open-data-richtlijn

Hof gaat prejudiciële vragen stellen over de uitleg van de Databankenrichtlijn en de Open Data Richtlijn

Hof Arnhem-Leeuwarden 8 oktober 2024, IEF 22300, IT 4636; ECLI:NL:GHARL:2024:6204 (KVK tegen VVZBI). In dit tussenarrest van het hof wordt de keuze om prejudiciële vragen te stellen over de uitleg van de Databankenrichtlijn en de Open Data Richtlijn toegelicht. De zaak betreft een geschil tussen de Kamer van Koophandel (hierna: KVK) en de Vereniging voor Zakelijke B2B Informatie (hierna: VVZBI). De KVK heeft in 2020 nieuwe gebruiksvoorwaarden vastgesteld over de verstrekking en het gebruik van Handelsregistergegevens, zoals bedoeld in de Databankenwet. Daarin is bepaald dat voor het hergebruiken van het hele handelsregister of substantiële delen daarvan voortaan databankrechtelijke toestemming van de KVK is vereist. Het doel van deze voorwaarden is het grootschalige hergebruik van handelsregistergegevens tegen te gaan. De VVZBI is opgericht door commerciële dienstverleners met als doel het behartigen van collectieve belangen van zakelijke informatieleveranciers. De leden zijn grootafnemers van handelsregistergegevens. De VVZBI is van mening dat de KVK geen databankenrecht heeft op het handelsregister, omdat niet aan de materiële vereisten voor databankrechtelijke bescherming is voldaan. Subsidiair stelt de VVZBI zich op het standpunt dat, als de KVK dat recht wel heeft, de manier waarop de KVK de nieuwe voorwaarden doorvoert onrechtmatig is. In het vonnis in eerste aanleg werd de primaire vordering van VVZBI grotendeels toegewezen [zie IEF 20423] en werd vastgesteld dat de KVK inderdaad geen databankenrecht toekomt. De KVK is tegen dit vonnis in hoger beroep gekomen. 

De KVK stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het databankenrecht alleen geldt als degene die de databank heeft gemaakt, dat niet zou hebben gedaan zonder het recht op databankbescherming. Hierdoor wordt volgens de KVK een situatie gecreëerd waarin er wel sprake is van een databankenrecht, maar zonder dat er een rechthebbende is. Uit de totstandkomingsgeschiedenis van de Databankenrichtlijn, uit de jurisprudentie van het HvJ EU en uit artikel 1 lid 6 van de Open Data Richtlijn volgt volgens de KVK dat de Uniewetgever overheden niet uitsluit van toekenning van een databankenrecht. Daarnaast is de rechtbank volgens de KVK uitgegaan van te beperkte definities van de vereisten 'investering' en 'risico'. De KVK heeft na het bestreden vonnis haar databankvoorwaarden herzien en daarin de koppeling met het databankenrecht losgelaten. In deze nieuwe “Voorwaarden KVK” zijn onder meer bepalingen opgenomen over de bescherming van de persoonsgegevens van natuurlijke personen die in het handelsregister zijn opgenomen en het hergebruik van handelsregistergegevens. 

In tegenstelling tot de rechtbank acht het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden het noodzakelijk het HvJEU prejudiciële vragen te stellen over de uitleg van de Databankenrichtlijn en de Open Data Richtlijn. De voorlopige vragen luiden als volgt: 

1. Kan een openbaar lichaam dat een databank exploiteert waarvan de verkrijging, de controle of de presentatie van de inhoud in kwalitatief of kwantitatief opzicht getuigt van een substantiële investering, worden beschouwd als een fabrikant in de zin van artikel 7 lid 1 Databankenrichtlijn (96/6/EG), als de databank door dat openbaar lichaam is gemaakt en wordt geëxploiteerd in de uitvoering van een wettelijke taak en met financiering uit overheidsmiddelen, voor zover de kosten niet kunnen worden gefinancierd uit de inkomsten uit de producten en diensten van dit openbaar lichaam?

2. Valt het op commerciële basis in ongewijzigde vorm (één-op-één) ter beschikking stellen aan een derde van een uittreksel uit het door een openbaar lichaam beheerde set documenten door een aanvrager van dit uittreksel onder “hergebruik” als bedoeld in artikel 2 onder 11 en sub a van de Richtlijn inzake open data en hergebruik van overheidsinformatie (2019/1024/EU)? Is er met name al of niet sprake van gebruik door de aanvrager “voor andere commerciële of niet-commerciële doeleinden dan het oorspronkelijke doel binnen de publieke taak waarvoor de informatie is geproduceerd”, gezien het feit dat het openbare lichaam een wettelijke taak uitvoert en de aanvrager een commercieel doel heeft? Als dit één-op-één-gebruik valt binnen de reikwijdte van het begrip “hergebruik”, is dan een verbod van een dergelijk hergebruik, dat wordt gedaan met een beroep op een databankenrecht objectief, evenredig en niet-discriminerend als bedoeld in artikel 8 van die richtlijn, als dit openbaar lichaam daarmee wil voorkomen dat verouderde uittreksels uit haar set documenten worden verhandeld (rechtszekerheidsbeginsel) en dat het inkomsten derft door het bestaan van schaduwregistraties van waaruit voor een lager bedrag deze uittreksels worden verhandeld (profijtbeginsel)?