DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op woensdag 12 juli 2023
IEF 21557
Hof Arnhem-Leeuwarden ||
11 jul 2023
Hof Arnhem-Leeuwarden 11 jul 2023, IEF 21557; ECLI:NL:GHARL:2023:5744 (Appellant tegen geïntimeerde), https://delex.nl/artikelen/hof-oordeelt-over-uitlatingen-van-advocaat-in-marengo-proces

Hof oordeelt over uitlatingen van advocaat in Marengo-proces

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 11 juli 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:5744, IEF 21557 (Appellant tegen geïntimeerde) De appellant in deze zaak was een anonieme advocaat van de kroongetuige in het Marengo-proces. In het Marengo-proces zijn versleutelde berichten ontcijferd, waaronder een bericht van 17 juli 2015 aan de hoofdverdachte in de zaak. In het bericht wordt informatie gedeeld over de start van een strafrechtelijk onderzoek, waarin op 15 juli verschillende verdachten werden aangehouden. Op 17 juli zaten de verdachten nog in beperkingen, waardoor het vermoeden ontstond dat een van de zeven advocaten die het dossier hadden ontvangen deze informatie had gelekt.

De appellant beschuldigt de geïntimeerde ervan dat hij de advocaat is geweest die de informatie heeft gelekt. Dit doet hij onder meer in een interview voor het Algemeen Dagblad (AD) en tijdens zijn bezoek als gast bij de NPO-talkshow OP1. Tegen deze beschuldigingen is de geïntimeerde twee rechtszaken gestart. Nadat de appellant door het vonnis van de rechtbank een schadevergoeding moest betalen, ging de appellant in hoger beroep. Volgens hem waren het OP1-interview en het AD-interview niet onrechtmatig tegenover de geïntimeerde.

Het hof heeft zich gebogen over een botsing van twee fundamentele rechten. Enerzijds het recht van de geïntimeerde op eerbiediging van zijn eer en goede naam, en anderzijds het recht van de appellant op zijn vrijheid van meningsuiting. Het hof is het uiteindelijk eens met de beslissing van de rechtbank dat de uitlatingen in de AD-publicaties niet onrechtmatig zijn, maar die in het OP1-interview wel. Het belang van het publiceren van uitlatingen in het AD vindt het hof zwaarder wegen dan de belangen van de geïntimeerde om van die uitlatingen gevrijwaard te blijven. De uitlatingen in de AD-publicaties zouden bovendien voldoende ondersteund zijn door het beschikbare feitenmateriaal. Het hof volgt de geïntimeerde echter in de stelling dat de OP1-uitzending een hernieuwde grove aanval is op de eer en goede naam van de geïntimeerde. De uitzending werd namelijk bekeken door een groot publiek, zonder dat de geïntimeerde kon reageren op de uitlatingen.

Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland en veroordeelt de appellant tot het betalen van een immateriële schadevergoeding door zijn handelen tijdens de OP1-uitzending.

3.16. Het voorgaande in samenhang beoordeeld maakt dat het hof de belangen van [appellant] om de onder 2.2 aangehaalde uitlatingen in een, in het AD te publiceren, interview te doen, zwaarder vindt wegen dan de belangen van [geïntimeerde] om van die uitlatingen gevrijwaard te blijven. Het hof hecht in dit verband vooral belang aan het feit dat – zoals hierboven toegelicht – de aard en de ernst van de gevolgen gering waren ten opzichte van wat reeds kort tevoren over het gestelde lekken door [geïntimeerde] was gepubliceerd en voor de nieuwe uitlatingen in voldoende mate steun was te vinden in het beschikbare feitenmateriaal. Het oordeel dat de ernst van de door [appellant] aan de kaak gestelde ‘extra misstand’ gering was, weegt daar onvoldoende tegen op.

Dat de uitlatingen van [appellant] voldoende in het verlengde lagen van de publicaties in mei 2020 en dat te begrijpen valt dat hij in zijn wens zijn visie te schetsen over de achtergronden van de opzegging door de kroongetuige van hun relatie, maakt dat ook de totstandkoming en de inkleding van de uitlatingen geen gewicht in het voordeel van [geïntimeerde] in de schaal van de belangenafweging legt. Dat wordt niet anders indien wordt aangenomen dat [appellant] uitlatingen deels waren ingegeven door rancune jegens de kroongetuige en/of [naam7] , zoals [geïntimeerde] stelt. Deze rancune is in de onder 2.2 aangehaalde uitlatingen naar het oordeel van het hof niet zichtbaar tot uitdrukking gebracht en de omstandigheden die in het voordeel van het belang van [appellant] uitpakken blijven zwaarder wegen dan de omstandigheden in het voordeel van het belang van [geïntimeerde] (ook gezamenlijk bezien). Evenmin wordt dat anders wanneer mee wordt gewogen dat extra zorgvuldigheid mag worden verwacht bij het uiten van verdenkingen door een advocaat (van een kroongetuige) tegen een andere advocaat. Ook daarbij weegt het voorgaande (over de eerdere berichtgeving, de context en de voldoende mate van steun in de feiten) mee, naast het feit dat [geïntimeerde] zich als een redelijk bekend persoon meer aan publiciteit moet laten welgevallen. Wanneer dit alles tezamen wordt beschouwd, prevaleert naar het oordeel van het hof het belang van [appellant] om zijn verhaal op deze wijze te mogen doen.

3.26. Het voorgaande in samenhang beoordeeld maakt dat het hof de belangen van [appellant] om de onder 2.3 aangehaalde uitlatingen in een op televisie uit te zenden interview te doen minder zwaar vindt wegen dan de belangen van [geïntimeerde] om van die uitlatingen gevrijwaard te blijven. Het hof hecht in dit verband vooral belang aan het feit dat – zoals hierboven toegelicht – de aard en de ernst van de gevolgen aanzienlijk waren ten opzichte van wat eerder over het gestelde lekken door [geïntimeerde] was gepubliceerd en dat voor de nieuwe uitlatingen in onvoldoende mate steun was te vinden in het beschikbare feitenmateriaal. Daarbij komt dat niet gezegd kan worden dat een ernstige misstand aan de kaak werd gesteld en dat de [appellant] onvoldoende context heeft geschetst bij zijn uitlatingen. De uitlatingen van [appellant] in het OP1-interview zijn daarom onrechtmatig tegenover [geïntimeerde] .