Hoge Raad had in de Tripp Trapp-zaken prejudiciële vragen moeten stellen over het auteursrecht
D.J.G. Visser, Hoge Raad had in de Tripp Trapp-zaken prejudiciële vragen moeten stellen over het auteursrecht, IEF 12542.
Een bijdrage van Dirk Visser, Klos Morel Vos & Schaap, Universiteit Leiden.
Hoge Raad had in de Tripp Trapp –zaken prejudiciële vragen moeten stellen over het auteursrecht. Enkele opmerkingen naar aanleiding van het arrest HR 23 februari 2013, LJN BY1529 (Stokke/H3 products, [red. IEF 12367]), tevens een voorpublicatie uit de Kroniek van de Intellectuele Eigendom die op 12 april 2013 in het NJB zal verschijnen. (p. 979-988).
“Aanleiding voor de veronderstelling dat zulks naar Europees recht anders zou zijn, is er niet”, aldus de Hoge Raad in zijn arrest van 22 februari 2013 over de vraag wat het criterium is voor auteursrechtelijke bescherming van de Tripp Trapp-kinderstoel.
Met dit apodictische zinnetje doet onze hoogste rechter weer eens wat nationale rechters én academici en eigenlijk alle juristen graag doen: denken dat een Europese harmonisatie geen verandering brengt. Het is immers altijd geruststellend en overzichtelijk om te veronderstellen dat dingen ongeveer blijven zoals ze zijn. En het is vaak mogelijk om nieuwe Europese criteria zo te interpreteren dat ze overeen komen met oude en vertrouwde nationale begrippen.
Het probleem is dat ze dat in andere Europese landen ook doen en dat het daarom onvermijdelijk met enige regelmaat onjuist blijkt te zijn. Er is daarom vaak aanleiding voor de veronderstelling dat iets naar Europees recht anders zou kunnen zijn.
[dit artikel is ingekort]
Slot
Ik ben geneigd om het met de Hoge Raad, Verkade en Hugenholtz eens te zijn dat het er voor ons sterk op lijkt dat Infopaq I en alle daarop volgende rechtspraak niet dwingt tot afwijking van het Endstra-criterium. Ik vind het ook prima als het adaptatierecht volledig door het reproductierecht blijkt te zijn geharmoniseerd. Meer moeite heb ik overigens met de veronderstelling dat ons Decaux/Mediamax -totaalindrukken-criterium de EU adaptatierecht-norm voor alle typen werken zal blijken te zijn. Maar ook ik ben een Nederlander en het gevaar van een te Neerlandocentrische blik is levensgroot. Er is nog iets anders belangrijk: ook als ‘wij’ gelijk hebben, dan is er aanzienlijk meer voor nodig om Duitsland en het Verenigd Koninkrijk van ons gelijk te overtuigen dan dat de Nederlandse Hoge Raad op een koude vrijdagochtend in de Kazernestraat te Den Haag in het Nederlands verkondigt: “Aanleiding voor de veronderstelling dat zulks naar Europees recht anders zou zijn, is er niet”.
Dirk Visser