7 jul 2023
Hoge Raad in Philips tegen Lidl
Hoge Raad 7 juli 2023; IEF 21554; ECLI:NL:HR:2023:1070 (Philips tegen Lidl) Eerder concludeerde de PG in de zaak Philips tegen Lidl dat er stevige aarzeling bestaat over het eerste oordeel van het hof dat Philips zich in casu expliciet zou beperken tot een beroep op enkel het bewerkersauteursrecht van artikel 10 lid 2 Auteursrechtwet (Aw). De motiveringsklacht achtte hij gegrond. Waarom zou een rechthebbende zich immers zo hebben willen beperken als zij ook duidelijk aangeeft dat zij ook als maker heeft te gelden van het originele werk en daar in wezen de kern van haar betoog van maakt? Inmiddels heeft de Hoge Raad arrest gewezen.
In deze zaak had het hof in in het kort geoordeeld dat er geen sprake was van auteursrechtinbreuk door Lidl. Noch was er sprake van slaafse nabootsing. De door Philips ontworpen ST3D was onvoldoende oorspronkelijk. De verschillen ten opzichte van de eerder ontworpen Arcitec waren daarnaast niet auteursrechtelijk beschermd, omdat zij te zeer technisch bepaald waren, zo ordeelde het hof. Hiertegen ging Philip in cassatie.
Onderdeel I van het middel is gericht tegen het oordeel van het hof dat de gestelde oorspronkelijkheid van Arcitec niet kan bijdragen aan de gestelde oorspronkelijkheid van de ST3D. De Hoge Raad oordeelt dat het hof terecht heeft onderzocht of de ST3D een zelfstandig werk is ex artikel 10 lid 2 Aw. Er is geen sprake van een onjuiste rechtsopvatting dat de Arcitect niet kan bijdragen aan de gestelde oorspronkelijkheid van de ST3D.
Onderdeel II van het middel is gericht tegen het oordeel van het hof dat als de ST3D een auteursrechtelijk beschermd werk is, de Silvercrest niet onder de beschermingsomvag daarvan valt. Dit leidt volgens de Hoge Raad evenmin tot cassatie, omdat de verwerping door het hof van het standpunt van Philips dat de Silvercrest inbreuk maakt op het bewerkersauteursrecht op de ST3D zelfstandig gedragen wordt door het oordeel van het hof dat de ST3D geen auteursrechtelijk beschermd werk is ex artikel 10 lid 2 Aw.
In onderdeel III.15 heeft Philips betoogd dat als de ST3D niet auteursrechtelijk beschermd is, de Silvercrest onder de bescherming van de Arcitec valt en inbreuk maakt op de auteursrechten van Philips met betrekking tot scheerapparaten, met name de Arcitec. Ook heeft Philips aangevoerd dat de Arcitec en de ST3D verschillende uitvoeringsvormen zijn van hetzelfde werk. De Hoge Raad stelt dat het hof heeft nagelaten de vorderingen in zijn geheel te beoordelen en slechts alleen is afgegaan op de bewoordingen van het petitum.
Onderdeel III.16 klaagt dat het hof heeft geoordeeld dat Philips onvoldoende zou hebben gespecificeerd welke gemeenschappelijke elementen er zijn tussen de Arcitec en de ST3D, waardoor het werk niet voldoende nauwkeurig objectief kan worden geïdentificeerd. De Hoge Raad oordeelt dat Philips in haar stellingen heeft verwezen naar eerdere scheerapparaten en heeft aangevoerd dat zij zich op het geheel van haar auteursrechten kan beroepen. De Hoge Raad oordeelt dat Philips doelt op de auteursrechten op het oorspronkelijke werk + de bewerking daarvan.
Onderdeel III. 18 klaagt dat het hof oordeelt dat Philips onvoldoende heeft gemotiveerd dat Silvercrest inbreuk maakt op de Arcitec, terwijl Philips dit in haar pleitnota heeft toegelicht. De Hoge Raad stelt dat Philips in een pleitnota en een deskundigenrapport heeft gespecificeerd welke elementen van de ST3D ook voorkomen in de Architec en volgens Philips zijn overgenomen. Volgens de Hoge Raad is het onbegrijpelijk dat het hof heeft geoordeeld dat Philips niet aan haar motiveringsplicht heeft voldaan.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het slagen van de onderdelen III.15, III.16 en III.18 maakt dat het oordeel van het hof, waarin werd gesteld dat het subsidiaire beroep van Philips op het auteursrecht op de Arcitec of een combinatie van auteursrechten op de ST3D en Arcitec geen basis vormt voor het toewijzen van de vorderingen, niet in stand kan blijven.
Onderdeel IV is gericht tegen het oordeel van het hof dat de Silvercrest geen slaafse nabootsing is van ST3D. Hierover oordeelt de Hoge Raad dat hierin bepalend is de totaalindruk van elk product en de beschouwing daarvan door een weinig oplettend kopend publiek dat beide producten meestal niet naast elkaar ziet. De rechter hoeft daarbij echter niet uit te gaan van het feit dat voor de verwarringsvraag aan de punten van overeenstemming meer gewicht toekomt dan aan de punten van verschil. Het onderdeel faalt derhalve.
3.2.3 Het hof heeft het primaire standpunt van Philips kennelijk aldus begrepen dat Philips zich uitsluitend beroept op het auteursrecht dat zij stelt te hebben op de ST3D als bewerking van de Arcitec. Dit blijkt in het bijzonder uit de verwijzing door het hof in rov. 4.10 naar het standpunt van Philips dat de ST3D moet worden aangemerkt als een auteursrechtelijk beschermde bewerking van de Arcitec in de zin van art. 10 lid 2 Aw. Voor zover de klachten berusten op een andere lezing van het oordeel van het hof missen zij feitelijke grondslag.
Het cassatiemiddel bevat niet een (voldoende uitgewerkte) klacht dat die lezing onbegrijpelijk is.
Gegeven de uitleg van het hof van het primaire standpunt van Philips, heeft het hof ter beoordeling van dat standpunt terecht onderzocht of de ST3D een zelfstandig werk is in de zin van art. 10 lid 2 Aw. Daarbij heeft het hof geen blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door in rov. 4.11 en 4.12 tot uitgangspunt te nemen dat de gestelde oorspronkelijkheid van de Arcitec niet kan bijdragen aan de gestelde oorspronkelijkheid van de ST3D. De hiervoor in 3.2.1 genoemde rechtsklachten falen daarom.
3.3 Onderdeel II is gericht tegen het oordeel van het hof in rov. 4.17 tot en met 4.22 dat als de ST3D een auteursrechtelijk beschermd werk is, de Silvercrest niet onder de beschermingsomvang daarvan valt.
Het onderdeel kan niet tot cassatie leiden, omdat de verwerping door het hof van het primaire standpunt van Philips dat de Silvercrest inbreuk maakt op het ‘bewerkersauteursrecht’ op de ST3D, zelfstandig wordt gedragen door het met onderdeel I tevergeefs bestreden oordeel van het hof dat de ST3D geen auteursrechtelijk beschermd werk is in de zin van art. 10 lid 2 Aw.
3.4.2. Onderdeel III.15 bestrijdt het oordeel van het hof in rov. 4.23 dat de auteursrechtelijke vorderingen van Philips geheel zijn toegesneden op een gesteld auteursrecht op de ST3D en daarom de vorderingen die zijn gebaseerd op het auteursrecht op de Arcitec niet kunnen worden toegewezen. Het hof heeft daarmee miskend dat de inhoud van een vordering niet slechts aan de hand van de bewoordingen van het petitum kan worden vastgesteld, maar dat de gehele inhoud van het desbetreffende gedingstuk moet worden betrokken bij een redelijke uitleg van het petitum, aldus de klacht.
3.4.3 Zoals het hof in rov. 4.23 constateert, vordert Philips, na wijziging van eis bij memorie van grieven, voor zover hier van belang, Lidl te bevelen “de inbreuk op de auteursrecht (…) op de ST3D” te staken en Lidl te bevelen aan hun professionele afnemers te schrijven dat “Lidl door het op de markt brengen van [de Silvercrest] inbreuk maakt op de auteursrechten van Philips op haar [ST3D]”.
Bij de uitleg van een petitum moet niet slechts acht worden geslagen op de bewoordingen daarvan, maar komt ook betekenis toe aan de inhoud van hetgeen aan de eis ten grondslag is gelegd, de wijze waarop de wederpartij de eis heeft opgevat en redelijkerwijs heeft moeten opvatten, en het overige partijdebat.
Philips heeft in het kader van de subsidiaire grondslag van haar auteursrechtelijke vorderingen onder meer aangevoerd dat, indien de ST3D niet auteursrechtelijk beschermd is, de Silvercrest onder de beschermingsomvang van de Arcitec valt, dat de Silvercrest inbreuk maakt op de auteursrechten ten aanzien van scheerapparaten van Philips, in het bijzonder de Arcitec en dat de Arcitec en de ST3D verschillende uitvoeringsvormen zijn van hetzelfde werk. Lidl heeft, zoals het hof vaststelt in rov. 4.25, de door Philips subsidiair gestelde inbreuk op het auteursrecht op de Arcitec uitvoerig bestreden.
Dit een en ander heeft het hof niet kenbaar betrokken bij de uitleg van de vordering van Philips. Daarmee heeft het hof zijn oordeel ontoereikend gemotiveerd, mede in aanmerking genomen dat indien de ST3D als bewerking van de Arcitec geen zelfstandig werk is (zoals het hof heeft geoordeeld in rov. 4.8-4.16) en de Arcitec aan de werktoets voldoet (zoals het hof in het midden heeft gelaten), de ST3D een verveelvoudiging van de Arcitec is, waarop het auteursrecht van de maker van de Arcitec rust (zie hiervoor in 3.2.2 onder (ii)). Onderdeel III.15 slaagt dus.
3.4.4 Onderdeel III.16 klaagt onder meer dat onbegrijpelijk is het oordeel van het hof in rov. 4.24 dat Philips onvoldoende heeft gespecificeerd waaruit de gemeenschappelijke elementen bestaan van het werk waarvan de Arcitec en de ST3D allebei uitvoeringsvormen zouden zijn en dat aldus niet is voldaan aan het vereiste dat het voorwerp voldoende nauwkeurig objectief kan worden geïdentificeerd.
3.4.5 Zoals de klacht met juistheid aanvoert, heeft Philips, onder verwijzing naar een overweging uit het hiervoor in 2.2 onder (vii) genoemde kortgedingvonnis, gesteld dat zij zich subsidiair op het geheel van haar auteursrechten op de Philips scheerapparaten kan beroepen. In de desbetreffende overweging oordeelde de voorzieningenrechter dat de auteursrechtelijk beschermde trekken die zijn vastgelegd in eerdere scheerapparaten van Philips, waaronder de Arcitec, alle afkomstig zijn van dezelfde maker en dat Philips op de voet van art. 10 lid 2 Aw een beroep kan doen op het geheel van haar auteursrechten, ook voor zover de ST3D een bewerking is van de eerdere scheerapparaten. Het standpunt van Philips laat aldus geen andere uitleg toe dan dat zij met het geheel van auteursrechten doelt op de auteursrechten op het oorspronkelijke werk (de Arcitec) en op de bewerking daarvan (de ST3D) voor zover die bewerking een zelfstandig werk is in de zin van art. 10 lid 2 Aw en dat – in het geval het hof oordeelt dat de ST3D als bewerking van de Arcitec geen zelfstandig werk is – onder het auteursrecht op de Arcitec ook moet worden verstaan het auteursrecht op de ST3D als verveelvoudiging in de zin van art. 13 Aw van de Arcitec.
De hiervoor in 3.4.4 weergegeven klacht is dus gegrond. Onderdeel III.17 behoeft geen behandeling.
3.4.6 Onderdeel III.18 is gericht tegen het oordeel van het hof in rov. 4.25 dat Philips de subsidiair aan haar vordering ten grondslag gelegde inbreuk onvoldoende heeft gemotiveerd in het licht van de bestrijding van de gestelde inbreuk door Lidl aan de hand van een gedetailleerde vergelijking van de Silvercrest met de Arcitec. Dat oordeel berust op een onbegrijpelijke uitleg van de gedingstukken, omdat Philips, onder verwijzing naar haar (als productie overgelegde) pleitnota in het hoger beroep van het hiervoor in 2.2. onder (vii) genoemde kort geding, heeft toegelicht dat de Silvercrest inbreuk maakt op de Arcitec, aldus de klacht.
3.4.7 In haar pleitnotities in eerste aanleg heeft Philips, ter toelichting op haar subsidiaire stelling dat de Silvercrest inbreuk maakt op de Arcitec, verwezen naar specifieke paragrafen in haar pleitnota in het hoger beroep van het kort geding. In die paragrafen heeft Philips, aan de hand van een (ook in de onderhavige procedure overgelegd) rapport van een door haar ingeschakelde deskundige, onder meer gespecificeerd welke elementen van de ST3D ook voorkomen in de Arcitec en, volgens Philips, zijn overgenomen in de Silvercrest. In het licht daarvan is, ook indien in aanmerking wordt genomen dat Lidl een en ander uitvoerig heeft bestreden, onbegrijpelijk dat het hof heeft geoordeeld dat Philips op dit punt niet aan haar motiveringsplicht heeft voldaan. De klacht slaagt dus.
3.4.8 Het slagen van de onderdelen III.15, III.16 en III.18 brengt mee dat niet in stand kan blijven het oordeel van het hof dat het subsidiaire beroep van Philips op het auteursrecht op de Arcitec of “een geheel van auteursrechten op de ST3D en Arcitec”, geen grondslag is voor toewijzing van de vorderingen.
3.5.3 Het onderdeel faalt. Uit hetgeen het hof in rov. 4.26 tot en met 4.30 heeft overwogen blijkt dat het hof, ter beantwoording van de vraag of de consument de Silvercrest zal kunnen verwarren met de ST3D, de totaalindruk van elk van beide producten in aanmerking heeft genomen, alsmede de overige omstandigheden, zoals het assortiment van Lidl en de verpakking van beide producten. De omstandigheid dat het hof, ter motivering van zijn oordeel dat geen sprake is van (gevaar voor) nodeloze verwarring en in reactie op het andersluidende standpunt van Philips, in zijn overwegingen vooral punten van verschil heeft genoemd, betekent niet dat het hof geen oog heeft gehad voor de punten van overeenstemming. Het oordeel van het hof geeft aldus geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is toereikend gemotiveerd.