17 mei 2024
Kopieer citeerwijze ||
SONT tegen HP c.s. en Stichting De Thuiskopie tegen HP c.s.
Hoge Raad stelt prejudiciële vragen over 'offline streaming copy'
HR 17 mei 2024, IEF 22051; ECLI:NL:HR:2024:712 (SONT tegen HP c.s. en Stichting De Thuiskopie tegen HP c.s.). In deze zaken is aan de orde of het maken van een offline streaming copy (ook wel tethered download genoemd) van een auteursrechtelijk beschermd werk moet worden aangemerkt als het maken van een zogenoemde thuiskopie als omschreven in art. 16c lid 1 Auteurswet. Dit betreft het reproduceren van een werk ‘zonder direct of indirect commercieel oogmerk’ en uitsluitend dienend ‘tot eigen oefening, studie of gebruik van de natuurlijke persoon die de reproductie vervaardigt’. Indien een offline streaming copy een auteursrechtelijk beschermd werk is, zijn fabrikanten en importeurs van apparatuur waarmee de kopie kan worden weergegeven een vergoeding verschuldigd. Gezien er over de uitleg van de Auteursrechtrichtlijn twijfel kan bestaan, heeft de Hoge Raad het voornemen om hierover prejudiciële vragen te stellen. In dit tussenarrest hebben alle partijen de gelegenheid om zich uit te laten over het stellen van prejudiciële vragen.
HP c.s. vorderen in deze procedure een verklaring voor recht dat er geen billijke compensatie verschuldigd is voor offline streaming copies. Deze vordering is door de rechtbank afgewezen. Het hof heeft dit vonnis vernietigd en alsnog bepaald dat deze vergoeding niet verschuldigd is, doordat er opdracht wordt gegeven tot vervaardiging. Een en ander voert tot de conclusie dat een tethered download niet een thuiskopie in de zin van artikel 16c Aw is. SONT klaagt dat het hof met zijn oordeel buiten de grenzen van de rechtsstrijd van partijen is getreden, maar dit oordeel kan niet tot cassatie leiden. De overige onderdelen van het middel van SONT en de onderdelen van het middel van Stichting De Thuiskopie keren zich tegen het oordeel van het hof dat een offline streaming copy (door het hof ook aangeduid als tethered download) niet kan worden aangemerkt als een thuiskopie als bedoeld in art. 16c Aw. Zij stellen dat het hier gaat om reproducties die worden vervaardigd door natuurlijke personen, met de technologie als hulpmiddel. Daarnaast klagen de onderdelen onder meer dat het hof heeft miskend dat het vereiste dat de thuiskopie niet mag zijn vervaardigd door een commercieel handelende opdrachtnemer, niet in overeenstemming is met art. 5 lid 2, aanhef en onder b, Auteursrechtrichtlijn, dat de richtlijn het stellen van deze door het hof gecreëerde eis niet toestaat en dat het stellen van deze eis incoherent is en een ongerechtvaardigd verschil in behandeling oplevert.
De behandeling van de overige klachten van de middelen in beide cassatieberoepen zal worden aangehouden. De Hoge Raad zal partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over zijn voornemen prejudiciële vragen te stellen aan het HvJEU en over de hiervoor geformuleerde vragen.De volgende vragen worden gesteld:
1. Kan een reproductie met de kenmerken zoals hiervoor in 2.3 onder (i)-(iii) beschreven (offline streaming copy of tethered download), mede gelet op de driestappentoets (art. 5 lid 5 Auteursrechtrichtlijn), worden aangemerkt als een “reproductie (…) door een natuurlijke persoon voor privé-gebruik gemaakt, en zonder enig direct of indirect commercieel oogmerk” als bedoeld in art. 5 lid 2, onder b, Auteursrechtrichtlijn?
2. Is een nationale regeling op grond waarvan de uitzondering voor thuiskopieën niet mede offline streaming copies omvat, in overeenstemming met de doelstellingen van de Auteursrechtrichtlijn, waaronder een hoog niveau van auteursrechtbescherming, een rechtvaardig evenwicht tussen de belangen van de rechthebbende en de belangen van de gebruiker, en een coherente en techniekneutrale toepassing door de lidstaten van de beperkingen en restricties?