Gepubliceerd op dinsdag 5 november 2024
IEF 22334
Rechtbank Zeeland-West-Brabant ||
25 sep 2024
Rechtbank Zeeland-West-Brabant 25 sep 2024, IEF 22334; ECLI:NL:RBZWB:2024:6684 (Eisers tegen gedaagde), https://delex.nl/artikelen/hoogte-schadevergoeding-voor-inbreuk-op-auteursrecht-op-een-muziekstuk

Hoogte schadevergoeding voor inbreuk op auteursrecht op een muziekstuk

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 25 september 2024, IEF 22334, ECLI:NL:RBZWB:2024:6684 (Eisers tegen gedaagde) Gedaagde heeft zonder toestemming een bewerking van het muziekwerk van eisers uitgebracht en openbaar gemaakt. Na sommatie blokkeerde gedaagde de Track op Spotify en droeg haar distributeurs op de Track overal te verwijderen. Gedaagde erkent de inbreuk op het auteursrecht en de persoonlijkheidsrechten van eisers, maar betwist de hoogte van de gevorderde vergoeding. Eisers vorderen primair een licentievergoeding en schadevergoeding voor gemiste royalty’s en waardevermindering van hun intellectuele eigendomsrechten.

De rechtbank oordeelt dat een licentievergoeding passend is om de schade te begroten, aangezien eisers voldoende hebben aangetoond dat een vergoeding zou zijn gevraagd als toestemming was verleend. De aanvullende claim op een percentage van de royalty’s wordt afgewezen, omdat niet vaststaat dat gedaagde akkoord zou zijn gegaan met zulke voorwaarden. Ook wordt de waardeverminderingsclaim bovenop de licentievergoeding afgewezen, omdat onvoldoende is uitgelegd waarom deze extra vergoeding zou gelden. Daarnaast stelt de rechtbank dat een vordering voor gemiste auteursrechtelijke royalty’s bij Spotify moet worden ingediend, omdat niet is gebleken dat gedaagde deze heeft ontvangen. Voor de vaststelling van een redelijke licentievergoeding, gezien er nog geen gebruikelijke licentie bestaat voor het werk, wordt een deskundige benoemd. Partijen mogen hiervoor een voordracht doen.

4.6. De rechtbank is van oordeel dat de door [eiser 1] gevorderde licentievergoeding als aanknopingspunt kan dienen voor de begroting van de door haar geleden vermogensschade. [eiser 1] heeft voldoende gesteld, en [gedaagde 1] onvoldoende weersproken, dat [eiser 1] een licentievergoeding in rekening zou hebben gebracht als [gedaagde 1] toestemming zou hebben gevraagd voor het bewerken van [muziekwerk 1] , en dat [gedaagde 1] een redelijke vergoeding zou hebben geaccepteerd.

4.7. Daarentegen vormen de misgelopen royalty’s voor de fonogrammen geen goed aanknopingspunt voor de begroting van de door [eiser 1] geleden vermogensschade. Daarvoor heeft [eiser 1] onvoldoende gesteld, laat staan onderbouwd. Weliswaar stelt [eiser 1] dat zij tegelijk met de verlening van een licentie ook een royalty percentage op de exploitatie van de fonogrammen zou hebben bedongen van ten minste 25% van de bruto-opbrengst, maar gesteld noch gebleken is dat dit door [gedaagde 1] zou zijn geaccepteerd. [gedaagde 1] heeft in dit verband als verweer aangevoerd dat er geen sprake kan zijn van een licentievergoeding én een variabele vergoeding, bestaande uit een royaltypercentage. Voor zover er al een percentage zou zijn bedongen, zou de te betalen licentievergoeding als een verrekenbaar voorschot op de royalty’s dienen, aldus [gedaagde 1] . De rechtbank is dan ook van oordeel dat er geen reden is om bij de begroting van de schade de licentievergoeding te verhogen met een percentage van de royalty’s voor de fonogrammen.