Gepubliceerd op vrijdag 4 mei 2018
IEF 17688
Hoge Raad ||
4 mei 2018
Hoge Raad 4 mei 2018, IEF 17688; ECLI:NL:HR:2018:677 (TMG tegen Staat der Nederlanden), https://delex.nl/artikelen/hr-in-stand-houden-van-onrechtmatige-wetgeving-door-onjuiste-implementatie-databankenrichtlijn

Uitspraak ingezonden Paul Kreijger en Jacqueline Schaap, Visser Schaap & Kreijger, Bart van der Wiel en Thijs van Aerde, Houthoff.

HR: In stand houden van onrechtmatige wetgeving door onjuiste implementatie Databankenrichtlijn

HR 4 mei 2018, IEF 17688; ECLI:NL:HR:2018:677 (TMG tegen Staat der Nederlanden) Verjaring. Vordering tot schadevergoeding wegens onrechtmatige wetgeving (onjuiste implementatie Databankenrichtlijn). Aanvang korte verjaringstermijn art. 3:310 lid 1 BW. Onbekendheid met of onzekerheid over juridische beoordeling; grond voor later aanvangsmoment?  Het hof heeft miskend dat niet alleen het invoeren, maar ook het in stand houden van onrechtmatige wetgeving een onrechtmatige daad vormt. Dit onderdeel is gegrond. Verjaring van voortdurende onrechtmatige daad. Vernietiging van Hof Den Haag [IEF 16276], verwijzing naar Hof Amsterdam.

3.3.4. Het in het onderdeel bedoelde betoog van TMG dat zij pas na het Football Dataco-arrest voldoende zekerheid had dat de schade (mede) is veroorzaakt door het onrechtmatig handelen van de Staat, heeft betrekking op de juridische beoordeling van de van belang zijnde en haar bekende feiten en omstandigheden, namelijk, voor zover hier van belang, of sprake is geweest van onrechtmatig handelen door de Staat bestaande in het handhaven van de onpersoonlijke geschriftenbescherming na de inwerkingtreding van de Databankenrichtlijn. Op grond van het hiervoor in 3.3.3 overwogene kan de gegrondheid van dit betoog niet ertoe leiden dat de korte verjaringstermijn van art. 3:310 lid 1 BW op een later tijdstip is gaan lopen. Het hof heeft dit betoog derhalve terecht verworpen. De hiervoor in 3.3.1 vermelde klacht van het onderdeel is dus ongegrond.

3.4.2. Dit onderdeel is gegrond. Op de Staat rust op grond van art. 4 lid 3 VEU en art. 288 derde volzin VWEU de plicht om Europese richtlijnen juist te implementeren. Het nalaten daarvan is onrechtmatig (HR 18 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2722, NJ 2016/166, rov. 3.4.4). Dit omvat mede het na een onjuiste implementatie van een richtlijn niet alsnog juist implementeren daarvan. Aangenomen moet worden dat, zolang geen juiste implementatie plaatsvindt, dit iedere dag een zelfstandige onrechtmatige daad van de Staat oplevert, hetgeen meebrengt dat daarop gegronde vorderingen afzonderlijk verjaren. De vordering tot vergoeding van schade die TMG heeft geleden door de onjuiste implementatie, is dus niet verjaard voor zover het betreft de periode van vijf jaar voorafgaand aan haar hiervoor in 3.1 onder (ix) genoemde aansprakelijkstelling van 21 september 2012.