8 mrt 2018
HvJ EU: Bij beoordeling of uiterlijke kenmerken uitsluitend door technische functie worden bepaald moet worden nagegaan of die functie de enige bepalende factor is
HvJ EU 8 maart 2018, IEF 17542; IEFbe 2492; C-395/16 (Doceram tegen CeramTec) Modellenrecht. Uiterlijke kenmerken van een voortbrengsel die uitsluitend door de technische functie van dat voortbrengsel worden bepaald – Beoordelingscriteria – Bestaan van alternatieve modellen – Inaanmerkingneming van het standpunt van een ,objectieve waarnemer’”
1) Artikel 8, lid 1, van verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad van 12 december 2001 betreffende gemeenschapsmodellen moet aldus worden uitgelegd dat voor de beoordeling of uiterlijke kenmerken van een voortbrengsel uitsluitend door de technische functie van dat voortbrengsel worden bepaald, nagegaan moet worden of die functie de enige factor is die bepalend was voor die kenmerken, en dat in dit verband niet doorslaggevend is of er alternatieve modellen zijn.
2) Artikel 8, lid 1, van verordening nr. 6/2002 moet aldus worden uitgelegd dat voor de beoordeling of de desbetreffende uiterlijke kenmerken van een voortbrengsel uitsluitend door de technische functie van dat voortbrengsel worden bepaald als bedoeld in die bepaling, de nationale rechter rekening dient te houden met alle relevante objectieve omstandigheden van het specifieke geval. In dit verband hoeft niet te worden uitgegaan van de perceptie van een „objectieve waarnemer”.
Conclusie AG [IEF 17192]:
1) Artikel 8, lid 1, van verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad van 12 december 2001 betreffende gemeenschapsmodellen moet aldus worden uitgelegd dat de door genoemde verordening geboden bescherming is uitgesloten indien de uiterlijke kenmerken van het aan de orde zijnde voortbrengsel uitsluitend zijn gekozen met het doel dat dat voortbrengsel kan voldoen aan een gegeven technische functie, dus zonder enige creatieve bijdrage van de ontwerper ervan; het feit dat er mogelijk andere vormen bestaan waarmee hetzelfde technische resultaat kan worden bereikt, is dienaangaande op zichzelf niet beslissend.
2) Teneinde te bepalen of de uiterlijke kenmerken van een voortbrengsel zijn gekozen op grond van overwegingen die uitsluitend verband houden met de technische functie van een voortbrengsel, in de zin van genoemd artikel 8, lid 1, moet de aangezochte rechter een objectief oordeel vellen, door gebruik te maken van zijn eigen beoordelingsbevoegdheid, rekening houdend met alle relevante omstandigheden van het concrete geval.
Gestelde vragen [IEF 16182]:
1) Is ook sprake van technische bepaaldheid die bescherming uitsluit in de zin van artikel 8, lid 1, van verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad van 12 december 2001 betreffende gemeenschapsmodellen, wanneer de uitwerking van de vormgeving niet van belang is voor het design van het product, maar de (technische) functionaliteit de enige factor is die het design bepaalt?
2) Voor het geval dat het Hof de eerste vraag bevestigend beantwoordt: Vanuit welk oogpunt moet worden beoordeeld of de afzonderlijke ontwerpkenmerken van een product alleen op basis van overwegingen inzake functionaliteit zijn gekozen? Moet worden uitgegaan van een „objectieve waarnemer” en zo ja, hoe moet deze worden omschreven?
Op andere blogs: