HvJ EU: BVV tegen Dr. Oetker
HvJ EU 11 november 2021,IEF 20536, RB 3613, IEFbe 3383; ECLI:EU:C:2021:913 (BVV tegen Dr. Oetker) Het verzoek om een prejudiciële beslissing is ingediend in het kader van een geding tussen de Duitse federatie van consumentenorganisaties (BVV) en Dr. August Oetker Nahrungsmittel KG, waarbij wordt gevorderd dat deze onderneming wordt gelast de voedingswaarde-etikettering op de voorkant van muesliverpakking in overeenstemming te brengen met de vereisten van verordening nr. 1169/2011. Het Bundesgerichtshof heeft het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:
1) Moet artikel 31, lid 3, tweede alinea, van verordening nr. 1169/2011 aldus worden uitgelegd dat deze bepaling uitsluitend van toepassing is op levensmiddelen die moeten worden bereid en waarvoor de bereidingswijze vooraf is vastgesteld?
2) Indien de eerste vraag ontkennend moet worden beantwoord, wordt dan met de uitdrukking ‚per 100 g’ in artikel 33, lid 2, tweede alinea, van verordening nr. 1169/2011 uitsluitend 100 g van het product zoals dit wordt verkocht bedoeld of – ten minste ook – 100 g van het levensmiddel na bereiding?”
Beantwoording van de prejudiciële vragen:
Het Hof (Achtste kamer) verklaart voor recht:
Artikel 31, lid 3, tweede alinea, van verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten, tot wijziging van verordeningen (EG) nr. 1924/2006 en (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van richtlijn 87/250/EEG van de Commissie, richtlijn 90/496/EEG van de Raad, richtlijn 1999/10/EG van de Commissie, richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad, richtlijnen 2002/67/EG en 2008/5/EG van de Commissie, en verordening (EG) nr. 608/2004 van de Commissie moet aldus worden uitgelegd dat deze bepaling uitsluitend van toepassing is op levensmiddelen die moeten worden bereid en waarvoor de bereidingswijze vooraf is vastgesteld.