27 apr 2023
HvJ EU: eiser dient bewijsmateriaal te overleggen om houderschap IE-rechten aan te tonen
HvJ EU 27 april 2023, IEF 21387, IEFbe 3643; ECLI:EU:C:2023:342 (Castorama Polska en Knor) Het Europese Hof van Justitie heeft uitspraak gedaan in de zaak Castorama Polska en Knor. TB verkoopt als natuurlijk persoon siervoorwerpen via haar online winkels. Zij verkoopt machinaal door haar gemaakte reproducties met een ongecompliceerde grafische vormgeving. Twee van deze reproducties worden zonder haar toestemming verkocht in de winkels van Castorama. Laatstgenoemde krijgt deze aangeleverd door Knor. TB maant Castorama aan de inbreuken op het auteursrecht te staken. Castorama betwist dat de reproducties van TB als auteursrechtelijke werken kunnen worden aangemerkt.
Het Hof krijgt twee vragen voorgeschoteld. De eerste vraag luidt of artikel 8 lid 1 van richtlijn 2004/48 aldus dient te worden uitgelegd dat deze betrekking heeft op een maatregel ter bescherming van IE-rechten die slechts kan worden genomen wanneer in de betreffende procedure wordt vastgesteld dat de rechthebbende houder is van een IE-recht. Zo niet, rijst de vraag of laatstgenoemd artikel aldus dient te worden uitgelegd dat het volstaat om aannemelijk te maken dat de betreffende maatregel ziet op een bestaand IE-recht, zonder dit te bewijzen, met name wanneer het verzoek om informatie voorafgaat aan het indienen van schadevorderingen wegens inbreuk op IE-rechten.
A-G Rantos concludeerde reeds dat voornoemd artikel aldus moet worden uitgelegd dat de eiser door middel van bewijsmateriaal aannemelijk dient te maken dat hij de houder van het betrokken IE-recht is, zonder dit daadwerkelijk aan te tonen. Met name, wanneer het verzoek om informatie voorafgaat aan het indienen van schadevoringen wegens inbreuk op het IE-recht.
Het Hof (Vijfde kamer) verklaart voor recht:
Artikel 8, lid 1, van richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten
moet aldus worden uitgelegd dat
de eiser in een gerechtelijke procedure wegens inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht als bedoeld in die bepaling, wat een verzoek om informatie krachtens dat artikel 8 betreft, alle redelijkerwijs beschikbaar bewijsmateriaal moet overleggen waarmee de rechter bij wie het verzoek wordt gedaan voldoende zekerheid kan verkrijgen dat hij de houder van dat recht is; het overgelegde bewijsmateriaal moet aansluiten bij de aard van dat recht en bij de bijzondere formaliteiten die eventueel van toepassing zijn.