Gepubliceerd op dinsdag 18 februari 2025
IEF 22549
HvJ EU ||
16 jul 2015
HvJ EU 16 jul 2015, IEF 22549; ECLI:EU:C:2015:477 (Huawei/ZTE), https://delex.nl/artikelen/hvj-eu-huawei-zte

HvJ EU: Huawei/ZTE

HvJ EU 15 juli 2015, IEF 22549; ECLI:EU:C:2015:477 (Huawei/ZTE)

Onderwerp:
FRAND-voorwaarden.

Feiten:
Huawei heeft een octrooi op een werkwijze die een standaard is. Daarom is Huawei een verbintenis aangegaan om aan derden licenties te verlenen onder FRAND-voorwaarden. De prejudiciële vragen zien op uitlegging van het spanningsveld van de FRAND-voorwaarden en misbruik van macht.

Rechtsregel (dictum):
De verbintenis om licenties te verlenen onder FRAND- voorwaarden schept een verwachting bij derden. De weigering van het verlenen kan misbruik van machtspositie opleveren. Daarentegen dient een vermeend inbreukmaker ofwel van het aanbod gebruik te maken, of met een concreet tegenaanbod te komen dat aan de voorwaarden voldoet.

Het Hof (Vijfde kamer) verklaart voor recht:

1)      Artikel 102 VWEU moet aldus worden uitgelegd dat de houder van een octrooi dat essentieel is voor een door een standaardisatieorganisatie opgestelde standaard, die jegens deze standaardisatieorganisatie de onherroepelijke verbintenis is aangegaan om aan derden een licentie te verlenen onder eerlijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden, genoemd FRAND-voorwaarden („fair, reasonable and non-discriminatory”), geen misbruik van zijn machtspositie in de zin van dat artikel maakt door een beroep wegens inbreuk in te stellen strekkende tot staking van de inbreuk op zijn octrooi of tot terugroeping van de producten voor de vervaardiging waarvan gebruik is gemaakt van dit octrooi, wanneer:

–        hij vóór de instelling van dat beroep, enerzijds, de vermeende inbreukmaker in kennis heeft gesteld van de inbreuk die hem wordt verweten, met vermelding van dat octrooi en met precisering van de wijze waarop daarop inbreuk is gemaakt, en anderzijds, nadat de vermeende inbreukmaker te kennen heeft gegeven dat hij bereid is een licentieovereenkomst te sluiten onder FRAND-voorwaarden, deze inbreukmaker een concreet en schriftelijk aanbod van een licentie onder dergelijke voorwaarden heeft gedaan en daarbij met name de royalty en de wijze van berekening daarvan nader heeft aangegeven, en

–        die inbreukmaker het betrokken octrooi blijft gebruiken en niet met bekwame spoed overeenkomstig de handelsgebruiken en te goeder trouw gevolg geeft aan dit aanbod, hetgeen dient te worden uitgemaakt aan de hand van objectieve elementen en inhoudt dat er geen sprake is van vertragingstactiek.

2)      Artikel 102 VWEU moet aldus worden uitgelegd dat het, in omstandigheden als aan de orde in het hoofdgeding, een onderneming met een machtspositie die houdster is van een octrooi dat essentieel is voor een door een standaardisatieorganisatie opgestelde standaard, waarvoor zij jegens deze standaardisatieorganisatie de verbintenis is aangegaan licenties te verlenen onder FRAND-voorwaarden, niet verboden is tegen degene die inbreuk zou hebben gemaakt op haar octrooi, een beroep wegens inbreuk in te stellen strekkende tot het verstrekken van boekhoudkundige gegevens over de in het verleden verrichte handelingen van exploitatie van dit octrooi of tot schadevergoeding voor deze handelingen.