Gepubliceerd op woensdag 10 januari 2018
IEF 17412
HvJ EU ||
20 dec 2017
HvJ EU 20 dec 2017, IEF 17412; ECLI:EU:C:2017:992 (Acacia tegen Audi en Fallimento Pneusgarda), https://delex.nl/artikelen/hvj-eu-reparatieclausule-afhankelijk-van-gelijkenis-uiterlijke-kenmerken-reserveonderdeel-1

HvJ EU: Reparatieclausule afhankelijk van gelijkenis uiterlijke kenmerken reserveonderdeel

HvJ EU 20 december 2017, IEF 17412; C‑397/16 en C‑435/16; ECLI:EU:C:2017:992 (Acacia tegen Audi en Fallimento Pneusgarda) Gemeenschapsmodellen - Geen bescherming – Reparatieclausule - Begrip ‚onderdeel van een samengesteld voortbrengsel’ - Reparatie van het samengestelde voortbrengsel om het de oorspronkelijke uiterlijke kenmerken terug te geven - Maatregelen die de gebruiker moet treffen om zich te kunnen beroepen op de reparatieclausule - Autovelg die een identieke replica van het model van de originele velg is.

1)      Artikel 110, lid 1, van verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad van 12 december 2001 betreffende gemeenschapsmodellen moet aldus worden uitgelegd dat de erin vervatte reparatieclausule de uitsluiting van bescherming als gemeenschapsmodel voor een model dat een onderdeel vormt van een samengesteld voortbrengsel dat wordt gebruikt voor de reparatie van dit samengestelde voortbrengsel om het de oorspronkelijke uiterlijke kenmerken terug te geven, niet afhankelijk stelt van de voorwaarde dat de uiterlijke kenmerken van het samengestelde voortbrengsel bepalend zijn voor het beschermde model.

2)      Artikel 110, lid 1, van verordening nr. 6/2002 moet aldus worden uitgelegd dat de erin vervatte reparatieclausule de uitsluiting van bescherming als gemeenschapsmodel voor een model dat een onderdeel vormt van een samengesteld voortbrengsel dat wordt gebruikt voor de reparatie van dit samengestelde voortbrengsel om het de oorspronkelijke uiterlijke kenmerken terug te geven, afhankelijk stelt van de voorwaarde dat het reserveonderdeel uit visueel oogpunt dezelfde uiterlijke kenmerken heeft als het onderdeel dat oorspronkelijk in het samengestelde voortbrengsel was verwerkt bij het in de handel brengen van dit voortbrengsel.

3)      Artikel 110, lid 1, van verordening nr. 6/2002 moet aldus worden uitgelegd dat op de fabrikant of verkoper van een onderdeel van een samengesteld voortbrengsel die zich met succes wil beroepen op de in die bepaling vervatte reparatieclausule, een zorgvuldigheidsplicht rust wat de naleving van de in die bepaling gestelde voorwaarden door de downstream-gebruiker betreft.

Prejudiciële vragen [IEF 16281]:

1) Is de toepassing van de beschermingshindernis in de zin van artikel 110, lid 1, van verordening (EG) nr. 6/2002 beperkt tot vormgebonden delen, dat wil zeggen, delen waarvan de vorm op grond van de uiterlijke kenmerken van het voortbrengsel in zijn geheel in beginsel onveranderlijk vaststaat en dus niet, zoals bijvoorbeeld mogelijk bij velgen voor motorvoertuigen, vrij door de klant kan worden gekozen?

2) Indien op de eerste vraag ontkennend wordt geantwoord: Is de toepassing van de beschermingshindernis in de zin van artikel 110, lid 1, van verordening (EG) nr. 6/2002 enkel beperkt tot het aanbieden van voortbrengselen met een vormgeving die identiek is, dus ook qua kleur en afmetingen, aan de originele voortbrengselen?

3) Indien op de eerste vraag ontkennend wordt geantwoord: Werkt de beschermingshindernis in de zin van artikel 110, lid 1, van verordening (EG) nr. 6/2002 alleen in het voordeel van de aanbieder van een voortbrengsel dat in beginsel inbreuk maakt op het litigieuze model als die aanbieder objectief waarborgt dat zijn voortbrengsel uitsluitend voor reparaties en niet ook voor andere doeleinden, zoals het opwaarderen of individualiseren van het voortbrengsel in zijn geheel kan worden aangeschaft?

4) Indien de derde vraag bevestigend wordt beantwoord: Welke maatregelen moet de aanbieder van een in beginsel op het litigieuze model inbreuk makend voortbrengsel treffen, om objectief te waarborgen dat zijn voortbrengsel uitsluitend verkrijgbaar is voor reparaties en niet ook nog voor andere doeleinden, zoals de opwaardering of individualisering van het voortbrengsel in zijn geheel? Volstaat het

a) dat de aanbieder er in de verkoopbrochure op wijst dat het product alleen wordt verkocht voor reparaties om het voortbrengsel in zijn geheel weer zijn oorspronkelijke uiterlijke kenmerken te geven, of

b) is het nodig dat de aanbieder alleen bereid is te leveren onder voorwaarde dat de afnemers (zowel handelaars als consumenten) schriftelijk verklaren het aangeboden voortbrengsel alleen voor reparaties te zullen gebruiken?