Gepubliceerd op donderdag 25 februari 2016
IEF 15721
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

HvJ EU: Sponsorlogo's in andere programma's tellen wel, maar zwarte seconden tellen niet mee in maximumreclamezendtijd per klokuur

HvJ EU 17 februari 2016, IEF 15720; C-314/14; ECLI:EU:C:2016:89 (Sanoma - Nelonen Media)
Mediarecht. Zie eerder: IEF 14233. Richtlijn 2010/13/EU. Artikel 19, lid 1. Scheiding van de televisiereclame en de programma’s. Opgedeeld scherm - Artikel 23, leden 1 en 2 - Beperking van de zendtijd voor televisiereclamespots tot 20% per klokuur - Sponsorboodschappen - Andere verwijzingen naar een sponsor - ‚Zwarte seconden’. Het HvJ EU antwoordt:

1) Artikel 19, lid 1, van [richtlijn audiovisuele mediadiensten 2010/13/EU], moet aldus worden uitgelegd dat het niet in de weg staat aan een nationale wettelijke regeling zoals die in het hoofdgeding, op grond waarvan het is toegestaan dat een opgedeeld beeldscherm waarop de programma-aftiteling in het ene deel verschijnt en een programmaoverzicht in het andere om het programma dat wordt beëindigd te scheiden van de erop volgende reclameonderbreking, niet noodzakelijkerwijs wordt gecombineerd met, of wordt gevolgd door, een akoestisch of optisch middel, mits een dergelijk middel om te scheiden – het is aan de verwijzende rechterlijke instantie om dat te verifiëren – op zich beantwoordt aan de in de eerste volzin van dat artikel 19, lid 1, vermelde vereisten.

2) Artikel 23, lid 2, van richtlijn 2010/13 moet aldus worden uitgelegd dat sponsorlogo’s die in het kader van andere programma’s dan het gesponsorde programma worden uitgezonden, zoals die in het hoofdgeding, moeten worden meegerekend voor de in artikel 23, lid 1, van die richtlijn vastgelegde maximumreclamezendtijd per klokuur.

3) Artikel 23, lid 1, van richtlijn 2010/13 moet in het geval waarin een lidstaat geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid, een striktere regel dan die neergelegd in dat artikel in te voeren, aldus worden uitgelegd, niet alleen dat het zich er niet tegen verzet dat „zwarte seconden” tussen de afzonderlijke spots van een televisiereclameonderbreking of tussen die onderbreking en het erop volgende televisieprogramma worden meegerekend voor het maximumaandeel van 20 % per klokuur voor televisiereclame, maar ook dat het gebiedt dat die seconden worden meegerekend.

Gestelde vragen IEF 14233:

1) Moet artikel 19, lid 1, van richtlijn 2010/13/EU in omstandigheden als die in het hoofdgeding aldus worden uitgelegd dat dit zich ertegen verzet dat de nationale wettelijke bepalingen zo worden uitgelegd dat de opdeling van het beeldscherm niet wordt aangemerkt als reclameleader die zorgt voor een scheiding tussen het audiovisuele programma en de televisiereclame, daarbij in aanmerking nemend dat een deel van het beeld is voorbehouden voor de programma-aftiteling en een ander deel voor de voorbeschouwing van de daaropvolgende uitzendingen op het kanaal van een omroep door middel van een programmaoverzicht, terwijl noch in het gedeelde beeldscherm noch daarna een akoestisch of optisch middel wordt uitgezonden dat uitdrukkelijk het begin van een reclame-onderbreking markeert?

 

2) In aanmerking genomen dat richtlijn 2010/13 naar haar aard een minimumregeling is, moet artikel 23, lid 2, van deze richtlijn dan in omstandigheden als die in het hoofdgeding aldus worden uitgelegd dat daarmee onverenigbaar is dat sponsorlogo’s die in het kader van andere programma’s dan de gesponsorde programma’s worden uitgezonden, worden aangemerkt als ‚reclamespots’ in de zin van artikel 23, lid 1, van de richtlijn, die voor de maximaal toegelaten reclamezendtijd moeten worden meegerekend?

 

3) In aanmerking genomen dat richtlijn 2010/13 naar haar aard een minimumregeling is, moet het begrip ‚reclamespots’ in artikel 23, lid 1, van deze richtlijn in samenhang met het zinsdeel ‚mag het aandeel [...] per klokuur niet meer dan 20 % bedragen’ ter omschrijving van de maximaal toegelaten reclamezendtijd, in omstandigheden als die in het hoofdgeding aldus worden uitgelegd dat daarmee onverenigbaar is dat de ‚zwarte seconden’ tussen afzonderlijke reclamespots en aan het einde van een reclame-onderbreking tot de reclamezendtijd worden gerekend?