DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op vrijdag 3 maart 2023
IEF 21277
HvJ EU ||
2 mrt 2023
HvJ EU 2 mrt 2023, IEF 21277; ECLI:EU:C:2023:141 (Papierfabriek Doetinchem tegen Sprick), https://delex.nl/artikelen/hvj-eu-uitsluitend-technische-functie-alle-objectieve-omstandigheden-van-het-concrete-geval-van-belang

HvJ EU: uitsluitend technische functie? Alle objectieve omstandigheden van het concrete geval van belang

HvJ EU 2 maart 2023; IEF 21277; IEFbe 3623; ECLI:EU:C:2023:141, C‑684/21 (Papierfabriek Doetinchem tegen Sprick) Sprick vervaardigt dispensers voor verpakkingspapier. Zij is houder van een gemeenschapsmodel dat betrekking heeft op een ‘packing device’. Papierfabriek Doetinchem (hierna: Papierfabriek) maakt en verkoopt een voortbrengsel dat concurreert met dat van Sprick. Sprick is van mening dat er inbreuk wordt gemaakt op de rechten verbonden aan haar model. Papierfabriek vordert in reconventie dat het model van Sprick nietig wordt verklaard omdat alle kenmerken ervan uitsluitend worden bepaald door de technische functie van het voortbrengsel.

De rechter in eerste aanleg wijst de vordering in reconventie af. Hij was van oordeel dat de kenmerken van het model – gezien het bestaan van een groot aantal ontwerpalternatieven – niet uitsluitend worden bepaald door de technische functie ervan. In het hiertegen ingestelde hoger beroep heeft de verwijzende rechter de reconventionele vordering tot nietigverklaring van het model toegewezen. Volgens hem moeten alle wezenlijk kenmerken van het model worden bepaald door zijn technische functie.

De verwijzende rechter stelde de volgende prejudiciële vragen. Ten eerste werd de vraag gesteld welke betekenis – wat het aspect van het bestaan van andere modellen betreft – wordt toegekend aan de omstandigheid dat de houder van het recht op het model ook voor een groot aantal alternatieve modellen over modellenrecht beschikt? Ten tweede de vraag of, bij de beoordeling of de verschijningsvorm uitsluitend wordt bepaald door de technische functie, in aanmerking dient te worden genomen dat het ontwerp het gebruik van meerdere kleuren mogelijk maakt wanneer het kleurontwerp als zodanig niet blijkt uit de inschrijving? En zo ja, is dit dan van invloed op de omvang van de bescherming van het model?

Het HvJ EU (Tiende kamer) beantwoordt de prejudiciële vragen als volgt:

1)      Artikel 8, lid 1, van verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad van 12 december 2001 betreffende gemeenschapsmodellen

moet aldus worden uitgelegd dat

bij de beoordeling of uiterlijke kenmerken van een voortbrengsel uitsluitend door de technische functie ervan worden bepaald in de zin van dat lid 1, rekening moet worden gehouden met alle relevante objectieve omstandigheden van het concrete geval, in het bijzonder die welke de keuze voor die kenmerken hebben beïnvloed, met het bestaan van alternatieve modellen waarmee die technische functie kan worden vervuld en met de omstandigheid dat de houder van het recht op het betreffende model tevens de houder van rechten op een groot aantal alternatieve modellen is, waarbij deze laatste omstandigheid evenwel niet beslissend is voor de toepassing van die bepaling.

2)      Artikel 8, lid 1, van verordening nr. 6/2002

moet aldus worden uitgelegd dat

bij het onderzoek of de verschijningsvorm van een voortbrengsel uitsluitend wordt bepaald door de technische functie ervan, het feit dat het ontwerp van dat voortbrengsel meerkleurigheid mogelijk maakt niet in aanmerking kan worden genomen wanneer een dergelijke meerkleurigheid niet blijkt uit de inschrijving van het model in kwestie.