HvJ over auteursrecht
Hof van Justitie, 30 juni 2005, C-28/04 Tod's v Heyraud. Antwoord op vraag van het Tribunal de grande instance de Paris over de uitleg van artikel 12 EG (het verbod van discriminatie) in samenhang met de artikelen 2 lid 7 en 5 lid 4 (oorsprongsbeginsel) van de Berner Conventie. Het Hof van Justitie oordeelt als volgt over artikel 12 EG:
"Artikel 12 EG, waarin het algemene beginsel van non-discriminatie op grond van nationaliteit is neergelegd, moet aldus worden uitgelegd dat het eraan in de weg staat dat in een lidstaat het inroepen door een auteur van de door de wetgeving van die lidstaat verleende bescherming van het auteursrecht, afhangt van een onderscheidingscriterium dat is gebaseerd op het land van oorsprong van het werk"
De Franse rechter stelde deze vraag naar aanleiding van het geding tussen Tod's en Heyraud. Heyraud stelt dat Tod's niet ontvankelijk is op grond van artikel 2 lid 7 BC.
Art 2 lid 7: ....Voor werken die in het land van oorsprong alleen als tekeningen en modellen zijn beschermd, kan in een ander land van de Unie slechts de bijzondere bescherming worden ingeroepen welke in dat land aan tekeningen en modellen wordt verleend; indien echter in dat land geen zodanige bijzondere bescherming wordt toegekend, worden deze werken beschermd als werken van kunst
Heyraud betoogt dat omdat Tod's in Italie - het land van oorsprong - geen auteursrechtelijke bescherming van tekeningen en modellen heeft, zij geen beroep kan doen op de auteursrechtelijke bescherming van modellen in Frankrijk.
Blijkens de verwijzingsbeslissing leidt de toepassing in het nationale recht van een lidstaat van artikel 2, lid 7, van de Berner Conventie tot een onderscheid op basis van het criterium van het land van oorsprong van het werk. Meer in het bijzonder heeft deze toepassing tot gevolg dat een voordelige behandeling, te weten een dubbele bescherming op grond van enerzijds het tekeningen- en modellenrecht en anderzijds het auteursrecht, zal worden geweigerd aan de auteurs van een werk waarvan het land van oorsprong een andere lidstaat is, waar dit werk enkel op grond van het tekeningen- en modellenrecht is beschermd. Die voordelige behandeling wordt wel toegekend aan met name de auteurs van een werk waarvan het land van oorsprong de eerste lidstaat is. (rov 20)
Bijgevolg moet worden onderzocht of de toepassing van een regeling zoals die welke in het hoofdgeding aan de orde is, welke een onderscheidingscriterium hanteert dat is gebaseerd op het land van oorsprong van het werk, een indirecte discriminatie op grond van nationaliteit in de zin van de in punt 19 van het onderhavige arrest aangehaalde rechtspraak kan vormen. (rov 21) Heyraud en Technisynthèse evenals de Franse regering zijn van mening dat dit niet het geval is. (rov 22) Zij betogen dat de plaats waar een tekening of model voor het eerst wordt gepubliceerd, vaak niet samen valt met de nationaliteit van de auteur ervan. Art 2 lid 7 benadeelt hierdoor niet hoofdzakekijk de onderdanen van andere lidstaten, bijgevolg levert de bepaling geen indirecte discriminatie op.
Het HvJ oordeelt in rov 24 e.v dat omdat er wel degelijk een band tussen het land van oorsprong van een werk in de zin van de BC en de nationaliteit van de auteur bestaat, de regeling in het nadeel kan werken van hoofdzakelijk onderdanen van andere lidstaten. Er zijn geen objectieve omstandigheden die de regeling kunnen rechtvaardigen De ingeroepen rechtvaardigingsgrond, het wederkeringheidsvereiste van art 2 lid 7, wordt afgewezen omdat "uit vaste rechtspraak volgt dat de nakoming van krachtens het Verdrag of het afgeleide recht op de lidstaten rustende verplichtingen niet afhankelijk mag worden gesteld van een wederkerighiedsvoorwaarde". Lees arrest.