Illegaal uitwisselen van bestanden zal niet verdwijnen
Een reactie van Bernt Hugenholtz, IViR op de reactie van Tim Kuik, Stichting BREIN [IEF 11100].
Al jaren roep ik tijdens conferenties en symposia dat de rechtshandhaving van het auteursrecht online, ook al levert dat incidenteel successen op, structureel weinig oplost. (Meestal zit Tim Kuik dan naast mij in een panel; dus echt verrast over wat ik onlangs tegen het Amsterdams Balie Bulletin gezegd heb, kan hij niet zijn.)
De omvang van het file sharen is in 2012 niet kleiner dan eind vorige eeuw toen Brein en andere piraterijbestrijders aan hun campagnes begonnen. Voor iedere kop die Brein de digitale draak heeft afgeslagen, zijn er – in Nederland of elders ter wereld – tien bijgekomen. Erger: de sociale legitimatie van het auteursrecht lijkt door al deze handhavingsacties eerder ondermijnd dan versterkt te zijn.
Dat is allemaal heel onrechtvaardig; dat ben ik met Tim graag eens. En ik ben de laatste om voor Mininova, Megaupload en de andere piratennesten die door een rechterlijk verbod ten onder gaan ook maar een traan te laten. Maar we moeten de realiteit wel onder ogen zien. Het grootschalig illegaal uitwisselen van bestanden zal niet verdwijnen. En de digitale consument wil kunnen blijven down- en uploaden.
Ondertussen zijn de inkomsten die (muziek)auteurs en artiesten aan het Internet ontlenen, alle rechtshandhaving ten spijt, nog altijd minimaal. Ook dit ben ik met Tim eens: niet iedere auteur kan leven van beroemdheid. Des te tragischer dat die inkomsten nog zullen teruglopen als het door Brein gewenste downloadverbod er komt, waardoor de Thuiskopieheffing feitelijk wordt afgeschaft.
Vandaar dat ik (ook al jaren) pleit voor een andere benadering: legaliseren van file sharen in combinatie met een eerlijke vergoeding voor muziekauteurs en artiesten. Dat zou op allerlei manieren kunnen: door een wettelijke licentie, door subsidiemaatregelen of – heel simpel – door een vrijwillige collectieve licentie. Aan het IViR is onlangs door NWO een ‘TOP-subsidie’ toegekend om de verschillende modaliteiten van een alternatief vergoedingssysteem vanuit juridisch, economisch en sociologisch te onderzoeken en door te rekenen. Over drie jaar weten we meer.