29 mrt 2021
Uitspraak ingezonden door Corstiaan Kan, Bremer & De Zwaan.
Impliciete licentie bij grafisch ontwerp
Rechtbank Amsterdam 29 maart 2021, IEF 19879, C/13/681245 / HA ZA 20-304 (Eiser tegen gedaagde) Eiser is grafisch ontwerper en heeft ontwerpwerkzaamheden verricht in het kader van twee projecten: rondom een te lanceren schoenmerk 'Same Same' en rondom het merk van gedaagde. Eiser stelt dat er hierdoor twee keer een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen, gedaagde brengt daar tegenin dat hij slechts een 'pitch' over zijn opdracht heeft gehouden tegenover eiser. De rechtbank constateert dat de toezeggingen van gedaagde wel degelijk tot het ontstaan van een overeenkomst hebben geleid. Naast dit vordert eiser ook van gedaagde dat hij de al ontworpen logo's en het webdesign niet mag gebruiken zolang er nog niet aan hem is betaald. Hier gaat de rechtbank echter niet in mee. Deze stelt namelijk dat wanneer een ontwerper een beeld creëert voor een klant, hij de klant een impliciete licentie geeft om dit beeld te gebruiken. Zolang er in deze impliciete licentie geen voorbehoud besloten lag, waaruit blijkt dat de klant wel moest betalen voordat hij het beeld mocht gebruiken, mag er gewoon tot gebruik worden overgegaan.
1.14 Tot slot vordert [eiser] een verbod op inbreuk op zijn auteursrecht zolang het uitstaande bedrag niet is betaald. Vast staat dat [eiser] het design van de website en de logo's heeft ontworpen met het uitdrukkelijke oogmerk dat [gedaagde] die zou gebruiken. [eiser] heeft het goed gevonden dat [gedaagde] de ontwerpen gebruikte. Dit brengt naar mijn oordeel mee dat [gedaagde] het design en de logo's mocht gebruiken. Formeel juridisch wordt dat, in dit soort relaties (tussen een ontwerper en een klant/gebruiker van auteursrechtelijk beschermde logo's en dergelijke) gezien als een impliciete licentie; ik verwijs naar een oude uitspraak van de Hoge Raad die dat ook zo ziet (NJ 1992/563). De ontwerper die voor een klant een beeld creëert, geeft de klant impliciet de licentie om dat beeld te gebruiken. Ik zie niet hoe in deze impliciete licentie een voorbehoud besloten lag, dat hij niet gold zolang geen betaling heeft plaatsgevonden. Ik snap dat het onrechtvaardig voelt dat je iets voor iemand maakt en hij dat gaat gebruiken zonder je te betalen. Maar de wet maakt geen koppeling tussen betaling en mogen gebruiken. [gedaagde] moet betalen, daartoe wordt hij nu veroordeeld. En [gedaagde] mag gewoon gebruiken wat hem is geleverd. Als je wil dat iemand iets niet mag gebruiken zolang hij er nog niet voor heeft betaald, kun je dat afspreken, maar dat moet je dus afspreken, het is niet een uitgangspunt van de wet. En hier is daar niets expliciet over afgesproken. Een impliciet voorbehoud in een impliciete licentie wordt mij te abstract en zie ik ook niet. Ik ga er dan ook vanuit dat, voor zover er auteursrecht rust op het design van de website en de logo's, en voor zover er sprake is van gebruik daarvan door [gedaagde], er geen inbreuk op wordt gemaakt omdat dat gebruik aan [gedaagde] is toegestaan. Dit betekent ook dat ik, met [gedaagde], van oordeel ben dat dit geen zaak is waarin IE-rechten worden gehandhaafd en dat ik geen proceskosten op grond van artikel 1019h Wetboek van Rechtsvordering kan toewijzen.