Gepubliceerd op maandag 18 januari 2016
IEF 15615
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

In memoriam David Peeperkorn

Op 27 november 2015 is David Peeperkorn overleden. David Peeperkorn was jarenlang advocaat in Amsterdam en in die hoedanigheid heeft hij gedurende drie decennia in onnoemelijk veel belangrijke en principiële procedures de belangen verdedigd van onder meer Buma/Stemra, Stichting Beeldrecht en Stichting de Thuiskopie. Hij was in 1993 de eerste voorzitter van Sena. Ter gelegenheid van het overlijden van David Peeperkorn schreef Cees van Rij onderstaande persoonlijke herinnering

EEN ROMANCE
DAVID PEEPERKORN (1937 - 2015)
In 1973 schreef Dirk Ayelt Kooiman de roman “Een Romance”. Mijn vader, filmer in Amsterdam, wilde die roman verfilmen. Een optie overeenkomst was snel gesloten en toen begonnen de onderhandelingen over de overeenkomst voor de verwerving van de rechten. In het voorjaar van 1974 bleek dat Dirk Ayelt zich had voorzien van juridische bijstand in de persoon van David Peeperkorn.
En zo kon het gebeuren dat op een vrijdagmiddag (altijd op vrijdagmiddag; ook die oude advocatentruc was David niet vreemd) een omvangrijk document werd bezorgd met een concept overeenkomst. Ik heb later begrepen dat dit Davids eerste auteursrechtzaak was, en hij was er duidelijk eens goed voor gaan zitten. In het kort had hij bedacht dat de auteur bij alle rechten die hij voor de verfilming aan de producent moest overdragen ondanks de overdracht nog een medezeggenschapsrecht behield alsook een recht om proportioneel mee te delen in de eventuele opbrengsten van dat specifieke recht.
Hoewel mijn vader het hele weekend heeft gewerkt aan een antwoord om David op andere gedachten te brengen is hem dit niet gelukt. David was van mening dat de auteur recht had om van iedere vorm van exploitatie mee te genieten. Ze konden het niet eens worden en de film werd nooit gemaakt.
David had gelijk maar was zijn tijd ver, veel te ver, vooruit. Het zou nog tot 1 juli 2015 duren voordat de wetgever met de introductie van het Auteurscontractenrecht, David achteraf grotendeels gelijk gaf. Ik hoop dat David toen nog even heeft teruggedacht aan “Een Romance”.
Tijdens deze periode was ik 16 of 17 jaar oud. En ik was degene die met de fiets op zondagmiddag het commentaar van mijn vader bij Goudsmit & Branbergen in de Viottastraat in de bus deed. Mijn eerste kennismaking met dit kantoor en in zekere zin met David.
Nadat ik in 1982 was afgestudeerd bij Jaap Spoor aan de VU trad ik in 1983 toe tot de VvA Commissie Beelddragers die onder voorzitterschap stond van David. Mijn scriptie ging over het nieuwe filmrecht dat uiteindelijk in 1985 in de wet zou komen en de Commissie boog zich over de verschillende versies van de wetsontwerpen die toen circuleerden. Na de tweede bijeenkomst kwam David naar me toe met de vraag of ik mijn vader niet zou willen vragen ook toe te treden tot de Commissie. Hij was in zijn ogen uitermate geschikt om als ‘praktijkman’ een realitycheck in te brengen in de Commissie.
Inmiddels was David de advocaat van de Bioscoopbond geworden en voerde procedures tegen kabelexploitanten om een vergoeding voor auteursrechthebbenden te bewerkstelligen. In diezelfde periode speelde ook de vraag of pornografie in de bioscoop vertoond mocht worden. Een enorme discussie over meer of minder dan 50 stoeltjes in de zaal met als middelpunt de film “Deep Throat”.
Toen in 1984 de Hoge Raad definitief meeging in de visie van David dat er sprake was van een tweede openbaarmaking waarvoor de kabelexploitanten de toestemming van de auteurs moesten verkrijgen, was zijn reputatie als auteursrecht advocaat definitief gevestigd. Dat ging binnen kantoor niet altijd zonder slag of stoot, want David was nogal van de details. Zijn hele kantoor lag vol met dossiers met rechtsvergelijkende onderzoeken, buitenlandse jurisprudentie, wetteksten, enz. enz., allemaal verzameld en bijeengebracht door stagiaires en medewerkers die soms tot het uiterste werden gepusht.
Op dat moment was ik al werkzaam als stagiaire bij Goudsmit & Branbergen. Bij de plenaire discussie over het eindrapport van de Commissie Beelddragers (waar ik het aan de stok kreeg met Herman Cohen Jehoram over mijn Europeesrechtelijke bijdrage) had David mij in de pauze een stageplek aangeboden. David was erin geslaagd om zijn kantoor ervan te overtuigen rond mijn persoon de praktijk uit te bouwen naar Brussel in samenwerking met een Belgisch kantoor. Nu heeft ieder zichzelf respecterend kantoor een Brusselse poot, maar in die tijd was dit nog pionierswerk!
In januari 1984 werd David tijdens de jaarlijkse MIDEM gekozen tot President van de International Association of Entertainment Lawyers (IAEL) een internationaal gezelschap van juristen die zich bezighielden met auteursrecht en het toen in Nederland nog niet bestaande Entertainment Law.
In januari 1985 nam David mij mee naar mijn eerste MIDEM als slippendrager. Met Davids gebruikelijke voortvarendheid werd door zijn toedoen besloten om ten tijde van MIDEM 1986 een boek te presenteren met bijdragen van leden van de IAEL. Dit werd de eerste publicatie uit een reeks praktijkgerichte boeken over allerlei onderwerpen uit de wereld van het auteursrecht, nabuurrecht, collectief beheer, enz. enz. De serie loopt nog steeds en ieder jaar verschijnt een nieuw boek.
Dit eerste boek in de serie kreeg de titel “Merchandising and Sponsorship in the Music Business”. Bijdragen kwamen binnen in het Frans of in het Engels en moesten vervolgens vertaald worden. Daarna moesten alle teksten ge-edit worden en van dezelfde systematiek in hoofdstuk- en alinea-indeling en interpunctie voorzien worden. Dit deed David zelf. Hij wilde dat het goed en op zijn manier gebeurde en dus moest hij het zelf doen. Vervolgens kregen we tijdens de kerstdagen de proefdrukken te zien die nogmaals gecontroleerd moesten worden.
Het eerste boek was een groot succes. Die eerste MIDEMs waren hard werk want niet alleen moest ik alle meetings bijwonen maar David verwachtte ook dat ik ’s avonds in de Nederlandse hoek in de bar van het Martinez acte de présence zou geven. Dat hoorde er bij en ik kon hem dan de volgende dag de laatste roddels en achterklap vertellen. Want ook dat hoorde hij graag.
Voor de volgende MIDEM in 1987 moesten wij ergens in het najaar van 1986 naar Parijs voor een bespreking met de MIDEM organisatie. David zou met de auto gaan en ik zou met hem meerijden. We spraken om 5 uur ergens in Amsterdam af. Om 5.30 uur belde David mij wakker met de mededeling dat hij op het afgesproken tijdstip was vertrokken en dat hij me niet meer nodig had. Ook dat was David: hard en direct. Ik ben toen razendsnel naar Schiphol gegaan en kon een ticket kopen. Voor de meeting om 11 uur kwam ik net 10 minuten te laat binnen. De mond van David viel open van verbazing maar hij zei alleen maar: “Ha Cees, goed dat je er bent, ga zitten we zouden net beginnen”. Eén keer buiten schold hij me de huid vol en toen was het “We zijn in Parijs, laten we maar eens lekker gaan lunchen”. Zijn hart was gelucht en daarmee was de kous af.
Vele MIDEMs later was ik zelf tot voorzitter gekozen van IAEL die toen 20 jaar bestond en haar 10de boek publiceerde. Voor dit jubileum heb ik David en Ingeborg uitgenodigd om op kosten van de MIDEM naar Cannes te komen. Hij heeft daar erg van genoten omdat hij in ongedwongen sfeer zijn oude “strijdmakkers”, IAEL-leden van het eerste uur, terugzag.
In later jaren hadden David en ik veel minder contact. Ik genoot van de interventies van David in de verslagen van de VvA vergaderingen. In iedere vergadering waar hij aanwezig was liet hij wel van zich horen. Zo kon ik hem toch een beetje volgen. Toen hij in 2009 zijn boekje “Jean-Jacques Rousseau en zijn uitgever Marc-Michel Rey” publiceerde heb ik dat met veel plezier gelezen. Het detail, het speurwerk, de prachtige verzorging van de tekst, het deed mij alles weer denken aan die kamer vol met dossiers over de kabelzaken en aan het geploeter over de IAEL boekjes. Geen detail mocht aan David ontsnappen.
Ik denk niet dat er in Nederland één individu te vinden is dat eigenmachtig meer heeft betekend voor de materiële belangen van de auteurs dan David Peeperkorn. Daar mogen de auteurs dankbaar voor zijn. Mijn dankbaarheid betreft het feit dat hij mij op weg geholpen heeft in de eerste jaren van mijn carrière en mij zo veel kansen heeft geboden. Het afscheid van mijn ‘professionele vader’ valt mij zwaar.
Cees van Rij