In Nederland ten uitvoer worden gelegd
Daan de Lange, Brinkhof: Noot bij Hoge Raad, 7 november 2008, LJN: BD7584, Realchemie / Agrar. (Gepubliceerd in JBPr 2009/2).
“Kan een kostenveroordeling van een Duitse einstweilige Verfügung in Nederland ten uitvoer worden gelegd? Om die vraag draaide het in deze zaak. De Hoge Raad heeft er zijn arrest (tevens gepubliceerd in NJ 2008/579), weinig woorden voor nodig. Het ligt echter m.i. iets gecom-pliceerder dan hij (in het voetspoor van Advocaat-Generaal Strikwerda) het doet voorkomen. In deze noot wil ik (1) iets zeggen over het systeem van tenuitvoerlegging van buitenlandse rechterlijke beslissingen onder de EEX-Verordening (Verordening (EG) 44/2001, PbEG 2001, L 012, hierna het ‘EEX’), (2) de casus kort behandelen, (3) het onderhavige arrest bespreken in het licht van de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (‘HvJ’) en (4) kort stil staan bij andere Communautaire regelgeving op het gebied van procesrecht.”
(…) De implementatie van de Handhavingsrichtlijn heeft in Nederland gezorgd voor de introductie van het ex parte verbod (art. 1019e Rv), naar analogie van de Duitse ‘einstweilige Verfügung’. Als de onderhavige beslissing van de Hoge Raad zou worden gevolgd door buitenlandse rechters, zouden verboden op basis van art. 1019e Rv in andere EU-landen kunnen worden erkend en ten uitvoer worden gelegd."