DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op woensdag 5 februari 2020
IEF 18993
Rechtbank Noord-Nederland ||
18 dec 2018
Rechtbank Noord-Nederland 18 dec 2018, IEF 18993; ECLI:NL:RBNNE:2018:5659 (kunstenaar tegen ROC), https://delex.nl/artikelen/inbreuk-in-persoonlijkheidsrecht-wegens-verwijdering-kunstwerk

Inbreuk in persoonlijkheidsrecht wegens verwijdering kunstwerk

Rechtbank Noord-Nederland 18 december 2018, IEF 18993; ECLI:NL:RBNNE:2018:5659 (Kunstenaar tegen ROC) Eiser is een kunstenaar die een kunstwerk voor het ROC had gemaakt. Dit kunstwerk is meerdere malen doelwit geweest voor diefstal, waardoor het ROC uiteindelijk is overgegaan tot verwijdering van het kunstwerk. Eiser vordert schadevergoeding hiervoor, onder meer vanwege onrechtmatig handelen en misbruik van recht door het ROC. Er wordt geoordeeld dat verwijdering c.q. vernietiging van het kunstwerk inderdaad misbruik van recht c.q. onrechtmatig handelen door het ROC oplevert. Hierbij was van belang dat het ROC heeft nagelaten eiser op de hoogte te stellen van de achtereenvolgende diefstallen die hadden plaatsgevonden en van het uiteindelijk slopen en afvoeren van de resterende delen van het kunstwerk. Hierdoor is er onvoldoende rekening gehouden met de belangen van eiser, waardoor eiser is aangetast in zijn persoonlijkheidsrecht.

5.2 Het voorgaande betekent echter niet dat het ROC als (opvolgende) eigenaar van het kunstwerk - zonder meer en zonder enig voorafgaand overleg - met [eiser] vrijstond het kunstwerk te verwijderen c.q. vernietigen nadat diverse (koperen) elementen daarvan waren gestolen.

Zoals de Hoge Raad in zijn arrest van 6 februari 2004 (ECLI:NL:HR2004:AN7830) heeft overwogen kan een vernietiging van een kunstwerk onder omstandigheden misbruik van recht c.q. onrechtmatig handelen door de eigenaar opleveren:

"4.6 Dat betekent niet dat het de eigenaar van een voorwerp (een onroerende zaak daaronder begrepen) waarin een auteursrechtelijk beschermd werk is belichaamd - een exemplaar van het werk - steeds vrijstaat dat voorwerp aan vernietiging prijs te geven en dat de belangen van de maker aan de beschikkingsmacht van die eigenaar steeds ondergeschikt zijn. De vernietiging van een exemplaar van het werk kan immers misbruik van zijn bevoegdheid door de eigenaar opleveren in gevallen als in art. 3:13, lid 2 BW bedoeld, dan wel anderszins onrechtmatig jegens de maker zijn. Ook een derde die een zodanig voorwerp vernietigt, kan daarmee onrechtmatig jegens de maker handelen. Van zodanig misbruik of anderszins onrechtmatig handelen zal eerder sprake zijn, naarmate er minder exemplaren van dat werk bestaan. Gaat het om unieke exemplaren, zoals veelal bij gebouwen het geval is, dan kan van de eigenaar onder omstandigheden verlangd worden dat hij slechts dan tot vernietiging overgaat indien daarvoor een gegronde reden bestaat en hij zich de gerechtvaardigde belangen van de maker ten minste in zoverre aantrekt dat hij er desgevraagd voor zorg draagt het bouwwerk behoorlijk te doen documenteren, althans de maker de gelegenheid biedt daartoe zelf het nodige in het werk te stellen."

5.3 In het kader van de toetsing van de gerechtvaardigde belangen van [eiser] is derhalve van belang of de procedure zorgvuldig is geweest, of de kunstenaar tijdig op de hoogte is gebracht, of is aangeboden om het werk te documenteren of dat de kunstenaar zelf daartoe in de gelegenheid is gesteld (vgl. A.A. Quaedvlieg, IER 2005/45).

Vaststaat dat het ROC heeft nagelaten [eiser] op de hoogte te stellen van de achtereenvolgende diefstallen die hadden plaatsgevonden en van het uiteindelijk slopen en afvoeren van de resterende delen van het kunstwerk. Dat het ROC niet (meer) over de contactgegevens van [eiser] beschikte en het haar niet bekend was wie de kunstenaar was, kan niet als geldig excuus dienen. Van het ROC had minst genomen verwacht mogen worden dat zij ten aanzien daarvan serieuze navraag en naspeuringen (op bijvoorbeeld internet) had gedaan en onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat het ROC zulks ook heeft gedaan. De rechtbank is van oordeel dat het ROC daarmee onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van [eiser] . De stellingen van het ROC, dat toen het resterende gedeelte van het kunstwerk werd verwijderd, er al geen sprake meer was van een kunstwerk en dat het kunstwerk niet door haar maar door dieven is aangetast, gaan niet op. Indien het ROC in een eerder stadium contact had opgenomen met [eiser] had in overleg bezien kunnen worden of er aanpassingen aan het kunstwerk gedaan konden worden, waardoor het beter beschermd was tegen diefstal. [eiser] heeft gemotiveerd aangegeven dat hij de (gestolen) koperen elementen, indien hij benaderd was, zodanig had kunnen verzwaren dat hernieuwde diefstal vrijwel onmogelijk was geweest.

Nu het ROC heeft nagelaten enig contact met [eiser] op te nemen en met hem in overleg te treden kan niet gezegd worden dat het ROC zich voldoende heeft ingespannen om het kunstwerk te behouden. In zoverre heeft het ROC jegens [eiser] dan ook onrechtmatig gehandeld en is het ROC jegens hem schadeplichtig te achten.