Gepubliceerd op vrijdag 16 augustus 2024
IEF 22191
Rechtbank Midden-Nederland ||
31 jul 2024
Rechtbank Midden-Nederland 31 jul 2024, IEF 22191; ECLI:NL:RBMNE:2024:4472 (Eiseres tegen gedaagde), https://delex.nl/artikelen/inbreuk-op-auteursrecht-op-haakpatronen

Uitspraak ingezonden door Walter Blansjaar, Wildenberg Advocaten.

Inbreuk op auteursrecht op haakpatronen

Rb. Midden-Nederland 31 juli 2024, IEF 22191; ECLI:NL:RBMNE:2024:4472 (Eiseres tegen gedaagde). Eiseres heeft in opdracht van gedaagde (handelend onder [handelsnaam]) een aantal haakpatronen ontworpen. In deze zaak twisten de partijen over de vraag bij wie het auteursrecht van de haakpatronen ligt en of eiseres recht heeft op een vergoeding voor de exploitatie. Het gaat hierbij om de geschreven patronen concept 20215, concept 2016 en concept 2022. Eiseres vordert een verklaring voor het recht dat er sprake is van inbreuk op haar auteursrecht en een billijke vergoeding, beide op straffe van een dwangsom.

De ontwerpwerkzaamheden zijn in opdracht van [handelsnaam] verricht. [handelsnaam] beroept zich dan ook op artikel 8 Aw. De rechtbank verwerpt dit verweer, omdat uit een patronenboek, overlegd door eiseres, blijkt dat eiseres daar als (mede)maker is vermeld. Ook het beroep door [handelsnaam] op artikel 3.8 jo. 3.29 BVIE slaagt niet. De haakpatronen bestaan uit tekst en niet uit een tekening of model zoals bedoeld wordt in deze artikelen. De rechtbank oordeelt hierdoor dat de auteursrechten bij eiseres liggen. De volgende vraag is of de auteursrechten zijn overgedragen op grond van artikel 2 Aw. Er zijn voor het concept 2015 geen geschreven stukken waaruit dit blijkt. Wat betreft concept 2016 zijn er wel afspraken op papier, maar ontbreekt de noodzakelijke akte. Ook voor concept 2022 geldt dat er geen daadwerkelijke overdracht tot stand is gekomen. Dit tezamen betekent dat er sprake is van inbreuk op de auteursrechten van eiseres. Zij heeft echter geen recht op een billijke vergoeding. Ze heeft onvoldoende onderbouwd dat de vergoeding die zij heeft gekregen niet billijk is.

3.9. Vast staat dat de ontwerpwerkzaamheden in opdracht van [handelsnaam] zijn verricht. [handelsnaam] heeft de betreffende patronen vervolgens onder meer via haar online kanalen, waaronder haar eigen website openbaar gemaakt. Artikel 8 Aw zegt dat wanneer bijvoorbeeld een vennootschap een werk als van haar afkomstig openbaar maakt zonder daarbij een natuurlijk persoon als maker ervan te vermelden, de vennootschap – tenzij blijkt van het tegendeel – als maker wordt beschouwd. [handelsnaam] stelt zich daarom op het standpunt dat zij ten aanzien van de [concept] 2015 en 2016 (toen zij nog een vennootschap was) op grond van artikel 8 Aw als maker moet worden beschouwd. De rechtbank verwerpt dit verweer, omdat uit het overgelegde ‘patronenboek’ (producties 9 en 11, [eiseres] ) blijkt dat [eiseres] als (mede)maker daarvan is vermeld. Artikel 8 Aw mist in deze zaak dan ook toepassing.