1 jul 2020
Uitspraak ingezonden door Dirk Visser en Patty de Leeuwe, Visser Schaap & Kreijger.
Inbreuk op auteursrechten door verkoop van illegale IPTV-pakketten
Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 1 juli 2020, IEF 19319; ECLI:NL:RBMNE:2020:2780 (Brein tegen IPTV-aanbieder) Kort geding. Brein is een stichting met als doel auteursrechtinbreuken te bestrijden. In het verleden heeft gedaagde via zijn vennootschap IPTV-pakketten verkocht. Deze IPTV-pakketten bieden via een hyperlink toegang tot ongeautoriseerd (illegaal) aanbod van beschermde films, tv-series en (live) streams van televisiekanalen. Op 27 oktober 2019 is bij vonnis onder meer bepaald dat gedaagde met de verkoop inbreuk maakt op de auteurs- en naburige rechten van de bij Brein aangesloten rechthebbenden. Vervolgens is een vaststellingsovereenkomst gesloten,waarin gedaagde - ook in persoon - heeft toegezegd te staken met de verhandeling en promotie van IPTV-pakketten en streamen uit illegale bron. Volgens Brein heeft gedaagde in 2019 al geprobeerd deze overeenkomst te omzeilen en probeert zij het nu weer. Brein vordert daarom wederom een bevel dat gedaagde moet stoppen met het aanbieden van hyperlinks of andere technische verwijzingen waarmee gebruikers toegang krijgen tot illegale content en dat zij dit ook gestaakt moet houden. Daarnaast vordert Brein opgave van a) alle bekende identificerende gegevens van de bij de verhandeling van de IPTV-pakketten betrokken partij(en) van de websites, b) de inkoopprijs van de verhandelde IPTV-pakketten en c) de winst die met de verkoop van de IPTV-pakketten is behaald.
Het is voldoende aannemelijk dat gedaagde direct betrokken is bij de websites en de verkoop van IPTV-pakketten, waarmee toegang wordt verkregen tot ongeautoriseerde content. Daarmee maakt gedaagde inbreuk op de auteursrechten en naburige rechten van de rechthebbenden. Een gebod tot staking van het aanbieden van hyperlinks met toegang tot illegale aanbod van beschermde werken wordt toegewezen met een dwangsom van € 10.000,- per dag(deel) tot een maximum van € 500.000,-. De vordering tot het verstrekken van gegevens van de (huidige) IPTV-websites (3 en 4) wordt toegewezen. De gsignaleerde situatie via IPTV-website 1 en IPTV-website 2 is al gestopt en valt daarom buiten het bestek van deze procedure.
3.12. Brein vordert onder II. opgave van diverse gegevens, die betrekking hebben op zowel de websites [ IPTV website 3] en [ IPTV website 4] als [ IPTV website 1] en [ IPTV website 2] en eventuele andere kanalen. Voor wat betreft de laatste twee websites en eventuele andere kanalen zal de vordering worden afgewezen. In het kader van deze procedure is eventueel
toewijsbaar een nevenvordering die samenhangt met de gevraagde voorziening om het inbreukmakend handelen te staken. De in het verleden gesignaleerde situatie met betrekking tot [IPTV website 1] en [IPTV website 2] is al gestopt en valt dus buiten het bestek van deze procedure. Ook overigens heeft Brein niet (voldoende) gemotiveerd waarom zij in verband met deze websites eenspoedeisend belang heeft bij de gevraagde gegevens .3.13. Voor zover de vordering ziet op de websites [IPTV website 3] en [IPTV website 4] overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
Brein vordert opgave van:
a) alle bekende identificerende gegevens van de bij de verhandeling van I PTV-pakketten betrokken personen,
b) de inkoopprijs van de I PTV-pakketten ,
c) de met de verkoop van de IPTV-pakketten behaalde winst, uitgesplitst per website . [gedaagde] maakt hiertegen bezwaar en stelt dat de vordering te vaag en onbepaald is.3.14. Die vordering moet worden beoordeeld aan de hand van de maatstaf van artikel 843a Rv. Uit artikel 1 0 l 9a lid 1 Rv volgt dat een verbintenis uit onrechtmatige daad wegens in breuk op een recht van intellectuele eigendom geldt als een rechtsbetrekking als bedoeld in artikel 843a Rv. Brein heeft ook een rechtmatig belang bij de gevorderde informatie omdat zij zonder die informatie de omvang van de inbreuk en daarmee de door haar (aangesloten) geleden schade niet kan begroten. De informatie die Brein vordert is ook voldoende bepaald. Dat er sprake is van vertrouwelijke informatie in de zin van artikel 1019a lid 3 Rv is niet gesteld of gebleken. De vordering zal daarom worden toegewezen met dien verstande dat de termijn waarbinnen [gedaagde] de gegevens moet verstrekken, zal worden bepaald op veertien dagen na betekening van dit vonnis. Ter voorkoming van misverstanden is ter zitting geverifieerd dat geen opgave wordt gevraagd van gegevens van particulieren/eindgebruikers. Voor het opleggen van een dwangsom bestaat voldoende grond. Wel zal deze gematigd worden op de op de manier zoals omschreven in 4.4.