14 dec 2022
Inbreuk op toebehorende rechten
Rechtbank Gelderland 14 december 2022, IEF 21181; ECLI:NL:RBGEL:2022:6849 (Stichting Brein c.s. tegen gedaagde partij) De gedaagde partij vraagt de rechtbank terug te komen op hetgeen de rechtbank heeft geoordeeld in het tussenvonnis van 29 oktober 2021. Daarin heeft de rechtbank geoordeeld dat vooralsnog niet vast is komen te staan dat Brein c.s., althans de bij Stichting Brein aangesloten partijen auteursrechthebbende zijn op de werken die middels de IPTV pakketten zijn openbaar gemaakt. De rechtbank weigert dit verzoek omdat er geen belang is. De gedaagde partij heeft een verklaring afgegeven, maar deze behelst niet veel meer dan een herhaling van de bij het verweer ingenomen standpunten. Omdat de verklaring onvoldoende ondersteund wordt door andere stukken, is de verklaring onvoldoende om het vermoeden te ontzenuwen. De gedaagde partij is hierdoor niet geslaagd in het tegenbewijs. De rechtbank weigert het verzoek van Brein c.s. zich alsnog uit te laten over de vraag of op de auteursrechten van Brein c.s. inbreuk is gemaakt. De vordering tot opgave van opvolgende partijen zal ook niet worden toegewezen, omdat deze voorwaardelijk is ingesteld en geen verweer is gevoerd. De rechtbank oordeelt uiteindelijke dat de gedaagde partij inbreuk heeft gemaakt op auteursrechten door het verhandelen van IPTV-pakketten en heeft dit verklaard als onrechtmatig.
2.1. [gedaagde partij] vraagt de rechtbank terug te komen op hetgeen de rechtbank heeft beslist in het tussenvonnis van 29 oktober 2021 onder r.o. 4.7. Daarin heeft de rechtbank geoordeeld dat [gedaagde partij] niet in zijn betoog kan worden gevolgd dat Stichting Brein onvoldoende getracht heeft het gevorderde door het voeren van overleg met [gedaagde partij] te bereiken, zoals bedoeld in artikel 3:305a lid 2 BW (oud).
2.5. In het tussenvonnis van 29 oktober 2019 heeft de rechtbank vastgesteld dat [gedaagde partij] zijn verklaringen ten aanzien van zijn rol in het geheel op geen enkele wijze met stukken heeft onderbouwd of geconcretiseerd. Er zijn geen e-mail berichten, WhatsAppgesprekken of andere stukken overgelegd die zijn bewering staven dat hij een dienstverlener is voor hem onbekende derden die achter [naam bedrijf 2 en 3] zouden zitten. Zijn verklaring voor het incasseren van betalingen van resellers wordt geen handen en voeten gegeven (hoeveel was er verschuldigd, waarvoor, op welke termijn, heeft hij gereclameerd bij zijn debiteur). Het enkele geven van (al dan niet plausibele) alternatieve, algemeen verwoorde verklaringen voor de door Brein c.s. gestelde feiten, zonder enig stuk dat die verklaringen onderbouwt of concretisering die die verklaring aannemelijk maakt, heeft de rechtbank ertoe geleid voorshands bewezen te achten dat [gedaagde partij] wel betrokken is geweest bij het aanbieden van de IPTV pakketten.
2.7. In het tussenvonnis van 29 oktober 2019 heeft de rechtbank geoordeeld dat vooralsnog niet vast is komen te staan dat Brein c.s., althans de bij Stichting Brein aangesloten partijen auteursrechthebbende zijn op de werken die middels de IPTV pakketten zijn openbaar gemaakt.
3.1. verklaart voor recht dat [gedaagde partij] met het verhandelen van IPTV- pakketten op een wijze zoals toegelicht in het lichaam van deze dagvaarding, een openbaarmaking c.q. een “mededeling aan het publiek” verricht in de zin van de artikelen 1 en 12 Auteurswet, artikelen 2, 6, 7a en 8 Wet op de Naburige Rechten jo. artikel 3 Auteursrecht-richtlijn;
3.2. verklaart voor recht dat [gedaagde partij] met de onder r.o. 3.1 bedoelde handeling inbreuk heeft gemaakt op de aan eisers toebehorende rechten en jegens hen onrechtmatig gehandeld heeft;
3.3. beveelt [gedaagde partij] te om binnen 24 uur na betekening van het te dezen te wijzen vonnis te staken en gestaakt te houden: