2 aug 2023
Instellen van twee vertrouwelijkheidsregimes bij geschil over bedrijfsgeheimen
Rb. Rotterdam 2 augustus 2023, IEF 21726; ECLI:NL:RBROT:2023:9012 (Organik Kimya tegen Argon). Organik Kimya (hierna: Organik) vordert een wereldwijd verbod voor Argon op inbreukmakend handelen. Organik legt hieraan ten grondslag dat Argon bedrijfsgeheimen van Organik openbaar maakt en gebruikt. Organik heeft de rechtbank verzocht om twee vertrouwelijkheidsregimes toe te passen. Het eerste vertrouwelijkheidsregime betreft maatregelen omtrent stukken die zijn gevonden op de computers van Argon, welke volgens Organik onrechtmatig zijn verkregen. Organik wenst een behandeling achter gesloten deuren en wil dat alleen een geredigeerd vonnis openbaar gemaakt wordt, waarin details zijn gecensureerd. Argon verzet zich hiertegen en stelt hiertoe dat de informatie niet geheim is en dat in Turkije (bij een lopende procedure) geen vertrouwelijkheidsregime is opgelegd. Daarnaast stelt Argon dat dit verzoek te laat is ingediend. Het tweede vertrouwelijkheidsregime dat Organik toegepast wil zien heeft betrekking op vertrouwelijke stukken die Argon niet kent. Dit betreft volgens Organik vertrouwelijk en bedrijfsgeheime informatie. Organik wil dat Argon verboden wordt deze informatie die op de zitting wordt gedeeld te gebruiken of openbaar te maken. Daarnaast wil Organik dat slechts een paar personen van Argon het proces bijwonen. Ook hier verzet Argon zich tegen, omdat Organik de relevante delen al van haar vertrouwelijke karakter heeft ontdaan door delen onleesbaar te maken. Argon vindt een vertrouwelijkheidsregime niet nodig of passend. Ook geeft Argon aan dat het voor een eerlijk proces voor Argon nodig is dat de informatie met meerderde advocaten gedeeld wordt.
De rechtbank oordeelt dat het verzoek om de instelling van de vertrouwelijkheidsregimes niet te laat is ingediend. Argon voert volgens de rechtbank terecht aan dat in de procedure beantwoord zal moeten worden of wat Organik vertrouwelijke bedrijfsgeheimen noemt, dat ook daadwerkelijk zijn. De rechtbank ziet echter genoeg reden om aan te nemen dat het hier om vertrouwelijke bedrijfsgeheimen gaat. Bepaalde producties bevatten namelijk werkwijzen, codenamen van tussenproducten en de naam van een leverancier. Het valt niet uit te sluiten dat Organik schade zal kunnen lijden bij openbaarmaking van deze producties. Dat in Turkije geen vertrouwelijkheid is opgelegd, staat daar niet aan in de weg. Ook heeft Argon van enkele producties niet betwist dat deze bedrijfsgeheimen bevatten. De rechtbank zal in het dictum de (vermeende) bedrijfsgeheimen als vertrouwelijk aanmerken. Daarnaast mag Argon haar confidentiality club aanwijzen die kennis mogen nemen van de als vertrouwelijk aangemerkte bedrijfsgeheimen. De deelnemers van de confidentiality club mogen alleen kennisnemen van de informatie in het kader van het geschil. Daarnaast oordeelt de rechtbank dat het partijen verboden is mededelingen te doen van hetgeen tijdens zitting achter gesloten deuren is behandeld. De rechtbank legt daarnaast een mededelingenverbod aan Argon op ten aanzien van producties, maar maakt een uitzondering voor informatie die Argon reeds bekend is. Argon mag deze informatie gebruiken in de gerechtelijke procedures die nu reeds lopen ter zake van het onderwerp van dit geschil, en in daaruit voortvloeiende gerechtelijke procedures.
3.8.
Argon c.s. voert terecht aan dat in het vervolg van de procedure de vraag zal moeten worden beantwoord of datgene wat Organik c.s. vertrouwelijke bedrijfsgegevens dan wel bedrijfsgeheimen noemt inderdaad vertrouwelijke bedrijfsgegevens (in de zin van artikel 27 Rv c.a.) zijn of zelfs bedrijfsgeheimen in de zin van de Wbb en artikel 22a lid 3 en 1019ib Rv.
3.9.
De rechtbank acht echter voorshands voldoende aannemelijk dat dit het geval is. Zij licht dat per soort informatie als volgt toe:
(ad a) In reactie op het verweer van Argon c.s. dat de producties EP6, EP12, EP16, EP19, bijlage b bij EP26, EP48 en EP52 (meer in het bijzonder de producties EP12, EP19, bijlage b bij EP26 en EP48) geen bedrijfsgeheime informatie bevatten, heeft Organik c.s. toegelicht dat deze producties de vertrouwelijke naam van een leverancier, codenamen van (tussen)producten, werkwijzen en lijsten van daarbij benodigde grondstoffen en recepturen bevatten die niet publiek toegankelijk zijn, en dat deze informatie niet (verder) verspreid mag worden. Hoewel al deze producties door Organik c.s. al in een eerder stadium zonder vertrouwelijkheidsbeperkingen in het geding zijn gebracht, valt niet uit te sluiten dat (verdere) openbaarmaking van deze gegevens tot schade aan de zijde van Organik c.s. zal kunnen leiden, zodat waarborging van de vertrouwelijkheid daarvan van belang is. De rechtbank ziet daarom aanleiding om ten aanzien van deze informatie een vertrouwelijkheidsregime op te leggen, zoals hieronder in r.o. 3.15, 3.17, 3.19, 3.22 en 3.23 omschreven. Dat in Turkije geen vertrouwelijkheid is opgelegd staat daar niet aan in de weg.
(ad b) Argon c.s. betoogt terecht dat niet valt in te zien waarom de huidige, geredigeerde versie van productie EP50 en bijlagen B, C, F, G, H, I en J en/of het in dat verband verhandelde in de processtukken, als vertrouwelijke bedrijfsgegevens moeten worden beschouwd. In deze stukken is de vertrouwelijke informatie immers door Organik c.s. onzichtbaar gemaakt. De rechtbank deelt deze mening, mede gelet op het ontbreken van een overtuigend gemotiveerde reactie van Organik c.s. op dit punt. Zij ziet onvoldoende aanleiding om voor de geredigeerde versie van deze producties een vertrouwelijkheidsregime op te leggen.
Organik c.s. heeft nog betoogd dat bijlagen D en E bij productie EP50 volledig leesbaar zijn overgelegd, terwijl de daarin opgenomen informatie naar haar aard bedrijfsgeheim is. Zij heeft echter noch in haar oorspronkelijk verzoek, noch in haar latere berichten, verzocht om voor die bijlagen D en E een vertrouwelijkheidsregime te bepalen. De rechtbank behoeft dus niet te oordelen over de vertrouwelijkheid van die bijlagen en evenmin over de vraag of een vertrouwelijkheidsregime zou kunnen of moeten worden opgelegd ten aanzien van die stukken die Organik c.s. zelf, op eigen initiatief, volledig leesbaar in het geding heeft gebracht. Argon c.s. betoogt terecht dat de tot op heden overgelegde inhoudsopgaven van bijlagen I en J op zichzelf (dat wil zeggen zonder de inhoud van de rapporten) geen informatieve waarde hebben, maar om de beslissing overzichtelijk te houden zal de rechtbank dit punt, waaraan materieel geen belang lijkt toe te komen, verder daar laten.
(ad c) Organik c.s. heeft toegelicht dat de ongeredigeerde versie (waarin dus de eerder weggelakte informatie zichtbaar is) van productie EP50 een verklaring is en dat de bijlagen B, C, F en G, in ongeredigeerde vorm, recept- en werkwijzedocumenten betreffen. Bijlage H is een getuigenverklaring in een Amerikaanse procedure en heeft betrekking op documenten met receptuur en werkwijze, aldus Organik c.s. Argon c.s. heeft ten aanzien van de ongeredigeerde versie van deze producties niet betwist dat het vertrouwelijke bedrijfsgegevens betreft. Bijlagen I en J zijn in ongeredigeerde (dat wil voor deze bijlagen I en J zeggen: gecompleteerde) vorm volgens Organik c.s. jaarlijkse activiteitenrapporten van de R&D-afdeling van Organik c.s. en bevatten informatie over R&D-activiteiten van Organik c.s. met betrekking tot specifieke producten. De rechtbank acht, gezien die toelichting, aannemelijk dat ook bijlagen I en J in die ongeredigeerde vorm vertrouwelijke bedrijfsgegevens bevatten.
Gelet op de omschrijving van de inhoud daarvan, beschouwt de rechtbank de in de ongeredigeerde versie van productie EP50 en bijlagen B, C, F, G, H, I en J zichtbare informatie die in de geredigeerde stukken onleesbaar is gemaakt of daarin (bijlagen I en J) ontbreekt, althans de daaruit blijkende informatie die inzage geeft in de bedrijfsgeheimen van Organik c.s., voorshands als bedrijfsgeheimen of vermeende bedrijfsgeheimen.
De rechtbank ziet aanleiding om ook terzake van deze (vermeende) bedrijfsgeheimen een vertrouwelijkheidsregime op te leggen, zoals hieronder in r.o.3.10, 3.13, 3.14, 3.16, 3.17, 3.18, 3.20, 3.21 en 3.23 omschreven. Gedeeltelijk bestaat dit regime uit dezelfde maatregelen als het regime voor producties EP6, EP12, EP16, EP19, bijlage b bij EP26, EP48 en EP52.