Gepubliceerd op dinsdag 7 oktober 2014
IEF 14260
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Journalistiek onderzoek kennelijk beperkt gebleven

Rechtbank Rotterdam 20 augustus 2014, IEF 14260  (Zaman Vandaag)
Mediarecht. Onrechtmatige publicatie. De website nuhr.be verwees door naar websites met pornografische inhoud. In normaal spraakgebruik betekent het runnen van een pornosite dat een site met pornografische inhoud door de eigenaar daarvan wordt geëxploiteerd. Daarvan is bij het enkel doorlinken naar websites met pornografische inhoud geen sprake. Gedaagde stelt dat de stagiair onderzoek heeft gedaan naar de website nuhr.be. Dat slechts sprake was van doorlinken had derhalve ook uit dat onderzoek moeten blijken. Een journalist dient tevoren na te gaan of zijn informatie juist is, het onderzoek is hier kennelijk beperkt gebleven tot het bezoeken van de website en wellicht het uitproberen van de link; dat is te weinig. De publicatie van het artikel is onrechtmatig jegens eisers.

De bewijslastverdeling ter zake van de vraag of dwangsommen zijn verbeurd verschilt naar gelang van de aard van de verplichting op overtreding waarvan de dwangsom is gesteld: betreft het een verplichting om te geven of te doen, dan moet degene jegens wie de veroordeling is uitgesproken bewijzen dat hij aan zijn verplichting heeft voldaan; betreft het echter een verplichting om niet te doen, dan zal de executant, als in een bodemprocedure wordt getwist over de vraag of de dwangsommen zijn verbeurd, moeten bewijzen dat de geëxecuteerde het verbod heeft overtreden.

4.5. Tussen partijen staat niet ter discussie dat [eiser1] de eigenaar van de website nuhr.be is. [gedaagde] heeft haar verweer dat [eiser2] – als enig aandeelhouder en bestuurder van [eiser1] – de facto als eigenaar van de website nuhr.be kan worden aangemerkt, na weerspreking daarvan door [eisers] niet langer gehandhaafd. Dat in het artikel van 7 augustus [eiser2] als eigenaar van de website wordt genoemd is dus feitelijk onjuist. Ditzelfde geldt voor het artikel van 9 augustus, waarin staat dat [eiser2] de domeinnaam heeft gekocht. Met de voorzieningenrechter is de rechtbank van oordeel dat met die onjuiste vermelding [eiser2] in persoon wordt beschuldigd van gedrag dat in brede kringen als laakbaar wordt geacht. Een bedrijf en haar directeur kunnen niet op een dergelijke wijze worden vereenzelvigd.
In haar conclusie van antwoord heeft [gedaagde] weersproken dat op de website slechts werd doorverwezen naar websites met pornografische inhoud. Ter comparitie heeft zij dat verweer echter onvoldoende onderbouwd. De rechtbank gaat er derhalve vanuit dat op de website alleen werd doorgelinkt. In normaal spraakgebruik betekent het runnen van een pornosite dat een site met pornografische inhoud door de eigenaar daarvan wordt geëxploiteerd. Daarvan is bij het – enkel – doorlinken naar websites met pornografische inhoud geen sprake. [gedaagde] stelt dat de stagiair onderzoek heeft gedaan naar de website nuhr.be. Dat – slechts – sprake was van doorlinken had derhalve ook uit dat onderzoek moeten blijken.
In het algemeen dient een journalist tevoren na te gaan of zijn informatie juist is. Dat onderzoek is hier kennelijk beperkt gebleven tot het bezoeken van de website en wellicht het uitproberen van de link. De rechtbank is met de voorzieningenrechter van oordeel dat dat te weinig is. Ter comparitie heeft de heer [persoon1] namens [gedaagde] verklaard dat zij wist dat Nuhr een concurrent is van [eiser1]. Gelet op de ernst van de beschuldiging en de bron van het persbericht lag het op de weg van [gedaagde] om [eisers] om een reactie te vragen. Het niet vragen om een reactie is in strijd met hetgeen een zorgvuldig handelend vakgenoot betaamt. De Leidraad voor de Journalistiek geeft wat dat betreft inzicht in de in de branche heersende opvattingen. Dat een en ander is gedaan c.q. nagelaten door een stagiair, komt voor risico van [gedaagde]. Ook de Raad voor de Journalistiek heeft geconcludeerd dat de (hoofd)redactie van Zaman Vandaag Journalistiek onzorgvuldig heeft gehandeld.
[gedaagde] heeft ter comparitie aangevoerd dat het artikel van 7 augustus 2013 hoofdzakelijk bestaat uit quotes uit het persbericht. [gedaagde] heeft het persbericht dat aan haar artikel van 7 augustus ten grondslag ligt echter niet overgelegd, zodat dit niet kan worden geverifieerd. De rechtbank zal dit verweer derhalve als niet onderbouwd passeren.
De stelling van [gedaagde] dat tussen Nuhr.nl en [eiser1] een procedure heeft gelopen wegens onrechtmatigheden van [eiser1] is door [gedaagde] evenmin onderbouwd en wordt daarom eveneens door de rechtbank gepasseerd.
4.6.
Gelet op de hiervoor onder 4.5 genoemde omstandigheden, in onderling verband bezien, is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde] door publicatie van het artikel van 7 augustus 2013 onrechtmatig jegens [eiser1] en [eiser2] heeft gehandeld. De rechtbank rekent [gedaagde] daarbij met name aan dat zij geen wederhoor heeft toegepast voorafgaande aan de plaatsing van het artikel. [gedaagde] is derhalve gehouden de ten gevolge van deze publicatie door [eiser1] en [eiser2] geleden schade te vergoeden.
Nu zijn naam in het artikel van 7 augustus niet wordt genoemd is van onrechtmatig handelen jegens [eiser3] door publicatie van dit artikel naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken, zodat de gevorderde verklaring voor recht en veroordeling tot vergoeding van schade voortvloeiende uit dit artikel ten aanzien van [eiser3] te zijner tijd zal worden afgewezen.