Jumpstyle
Rechtbank Amsterdam 13 december 2007, KG ZA 07-2288 OdC/MB, International Music Productions B.V.B.A. tegen Lower East Side Records B.V. (met dank aan Margriet Koedooder, De Vos & Partners)
Wel gemeld, nog niet besproken. Uitleg van een exploitatieovereenkomst, optierechten, 'good faith'. Nederlands en Belgisch recht zijn in dit geval min of meer uitwisselbaar.
International Music Productions (IMP) is een in België gevestigde platenmaatschappij. Lower East Side Records (LESR) is gevestigd in Amsterdam en houdt zich bezig met het vervaardigen en distribueren van geluids- en beelddragers. In april 2007 hebben IMP en LESR een overeenkomst naar Belgisch recht gesloten met betrekking tot de exploitatie in de Benelux van opnamen van Patrick Jumpen, gespecialiseerd in 'jumpstyle'.
Het vonnis bevat een uitvoerig feitencomplex waarin vele e-mailwisselingen worden geciteerd. IMP vordert om LESR onder meer te veroordelen om iedere inbreuk op de licentierechten en/of optierechten met betrekking tot het nieuwe album van Patrick Jumpen te staken, meer in het bijzonder te verbieden dit album in eigen beheer uit te brengen en met onmiddellijke ingang haar verplichten uit de overeenkomst na te komen. Deze vorderingen, die gebaseerd zijn op de stelling dat deze voortvloeien uit de verplichtingen op grond van de overeenkomst, kunnen alleen worden toegewezen in kort geding indien voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter het standpunt van eiser zal volgen.
"Anders dan IMP heeft gesteld kan voorshands niet worden aangenomen dat LESR op grond van de overeenkomst gehouden zou zijn om de onderhandelingen gedurende de volle periode van 12 maanden na de ingangsdatum van de overeenkomst voort te zetten, voordat gesteld zou kunnen worden dat de onderhandelingen niet tot overeenstemming hebben geleid. Onder de omstandigheden van dit geval, waarin partijen het erover eens zijn dat het uitbrengen van het album voor Sinterklaas en de kerstperiode van wezenlijk belang is, omdat het uitbrengen op een later tijdstip zal leiden tot significant lagere inkomsten, of zelfs helemaal niet meer rendabel is, wat vergaande consequenties zou kunnen hebben voor de verdere carrière van Patrick Jumpen, zou dit een onredelijke uitleg van de desbetreffende bepaling zijn.
Dat het door LESR, althans Patrick Jumpen, aangeleverde materiaal onder de maat zou zijn ,zodat LESR op die grond niet aan haar verplichtingen uit de overeenkomst heeft voldaan, heeft IMP evenmin aannemelijk gemaakt.
Voorshands moet er dus van worden uitgegaan dat het verweer van LESR dat zij de bepalingen uit de overeenkomst is nagekomen, door 'in good faith' te onderhandelen over het eerste optierecht, in een eventuele bodemprocedure een gerede kans van slagen heeft."
De rechtbank merkt vervolgens nog op: "Of op het geschil van partijen Nederlands of Belgisch recht van toepassing is kan in het midden worden gelaten, aangezien ervan wordt uitgegaan dat beide rechtstelsels tot hetzelfde (namelijk: dit) resultaat leiden en het tegendeel ook door geen van partijen is beoogd."
Lees het vonnis hier.