4 okt 2024
Uitspraak ingezonden door Allon Kijl, ABC Legal.
Kort geding omtrent uitlatingen over valsheid in geschrifte en seksueel wangedrag
Vzr. Rb. Den Haag 4 oktober 2024, IEF 22309 (Eiser tegen Diekstra en DPG). Eiser is werkzaam als juridisch adviseur en fiscalist bij het advieskantoor TaXeCo. Daarnaast is hij juridisch adviseur van de Stichting Music #MeToo (hierna: de Stichting). Diekstra is een publiekelijk bekende advocaat, die onder andere voor slachtoffers van seksueel misbruik optreedt. DPG is uitgever van verschillende dagbladen, waaronder het Algemeen Dagblad (hierna: het AD). In dit kort geding oordeelt de voorzieningenrechter over de rechtmatigheid van uitlatingen die Diekstra middels het AD heeft gedaan over eiser. De feiten luiden als volgt. B. heeft online een melding gedaan bij de politie en heeft Diekstra beschuldigd van grensoverschrijdend gedrag. De Stichting heeft op meerdere manieren deze informatie naar buiten gebracht. Diekstra heeft zich hier ook over uitgelaten, onder andere in het AD en het NRC. Dit heeft al geleid tot meerdere kort gedingen [zie IEF 21857 en IEF 21211].
Eiser vordert dat Diekstra en DPG bevolen worden om de op 11 november 2022 gedane uitlatingen in het AD te rectificeren door middel van een persbericht. Dit artikel heeft als titel: 'Advocaat Diekstra doet alweer aangifte tegen eiser, nu wegens valsheid in geschrifte'. Het AD en Diekstra stellen in dit artikel dat eiser de naam van meldster B. en haar notariële verklaring verzonnen zou hebben. Dit zou onjuist zijn, aangezien het OM besloten heeft eiser niet te vervolgen. De beschuldigingen zouden derhalve feitelijk onjuist zijn. Diekstra en het AD voeren verweer en concluderen tot niet-ontvankelijkheid van eiser, dan wel tot afwijzing. In reconventie vordert Diekstra dat eiser veroordeeld wordt tot het staken en gestaakt houden van beschuldigingen over seksueel grensoverschrijdend gedrag. Eiser kan niet weten of de melding van B. op waarheid berust.
In een eerdere uitspraak is al overwogen dat het niet voldoende aannemelijk is dat de uitlating dat ‘eiser zich schuldig maakt aan valsheid in geschrift’ aan Diekstra kan worden toegeschreven. Dit brengt met zich mee dat de rectificatie ten aanzien van Diekstra niet toegewezen kan worden. Wat betreft de vordering gericht aan DPG, is de voorzieningenrechter van oordeel dat er geen sprake is van spoedeisend belang. Alleen al hierom is de vordering niet toewijsbaar. Ook wanneer er wel spoedeisend belang zou zijn, zou de vordering alsnog afgewezen worden. Voor de lezer van het artikel is het voldoende duidelijk dat het gaat om een aangifte van Diekstra jegens eiser, en niet om een strafrechtelijke vervolging. Er is dus geen reden om DPG te veroordelen tot rectificatie. In reconventie maakt de voorzieningenrechter een belangenafweging tussen het recht op vrijheid van meningsuiting en het recht op eerbiediging van persoonlijke levenssfeer. De voorzieningenrechter acht de uitingen van eiser onrechtmatig en treft daarom een voorziening. Deze is echter wel minder ruim dan het petitum van de dagvaarding, nu dit de vrijheid van meningsuiting te veel zou beperken.