12 jan 2017
Legitiem belang om school van hun kinderen te volgen en kritiek openbaar te maken
Vzr. Rechtbank Amsterdam 12 januari 2017, IEF 16762; ECLI:NL:RBAMS:2017:2946 (ASKO tegen ouder) Mediarecht. Rechtspraak.nl: Zijn uitlatingen van ouders over school van hun kinderen onrechtmatig jegens de school? Voorzieningenrechter beantwoordt deze vraag ontkennend. Ouders hebben er een legitiem belang bij de school van hun kinderen kritisch te volgen en kritiek ook openbaar te maken. Dit belang vervalt niet nadat die kritiek is voorgelegd aan een onafhankelijke klachtencommissie en ongegrond is bevonden, al zal die omstandigheid wel invloed hebben op de vraag of de kritiek binnen de grens van het toelaatbare blijft.
2.5. [gedaagde] heeft een website, getiteld [website] , waarop hij zijn mening geeft over de school. Op de website schrijft [gedaagde] onder meer over pestproblemen die er in het verleden op de school zijn geweest, over tv-kijken in de klas en over een leerkracht die zat te breien op het schoolplein en daardoor volgens [gedaagde] onvoldoende toezicht hield. Ook vermeldt hij kritiek die de Onderwijsinspectie in het verleden op de school heeft geuit. Meer in het algemeen beschrijft [gedaagde] op de website zijn klachten, hoe daarop door [naam 1] en [naam 2] is gereageerd, het oordeel van de Klachtencommissie over zijn klachten en waarom dat oordeel volgens hem onjuist is.
4.4. Deze vraag moet in het licht van alle omstandigheden van het geval ontkennend worden beantwoord. Ouders hebben er een legitiem belang bij de school van hun kinderen kritisch te volgen en kritiek ook openbaar te maken. Dit belang vervalt niet nadat die kritiek is voorgelegd aan een onafhankelijke klachtencommissie en ongegrond is bevonden, al zal die omstandigheid wel invloed hebben op de vraag of de kritiek binnen de grens van het toelaatbare blijft. Aan het oordeel dat [gedaagde] binnen die grens is gebleven, draagt bij dat [gedaagde] op zijn website meer dan eens vermeldt dat hij over de zaken die hij op zijn website aan de kaak stelt – waaronder het “niet-integere” en “intimiderende” gedrag – heeft geklaagd bij de Klachtencommissie én dat die klacht ongegrond is verklaard. Het staat [gedaagde] vrij zijn kritiek op die uitspraak openbaar te maken. Voorts is van belang dat [gedaagde] op zijn website geen feiten vermeldt die aantoonbaar onjuist zijn. Wel gebruikt hij kwalificaties als “intimiderend”, “niet-integer” en “doorzichtige verdraaiingen” die voor de ASKO en het personeel van de onder haar verantwoordelijkheid vallende school grievend zijn en ook tot een aantasting kunnen leiden van het vertrouwen van ouders en derden in de ASKO en de school. Kwalificaties zijn echter tot op zekere hoogte subjectief, zodat daarvoor een zekere marge moet worden gelaten. Steeds vermeldt [gedaagde] bovendien nagenoeg in één adem met zijn negatieve kwalificatie dat zijn klacht op dat punt ongegrond is verklaard. Daar komt nog bij dat partijen op onderdelen van mening verschillen over de feiten die hebben plaatsgehad zonder dat de voorzieningenrechter kan vaststellen wie het gelijk aan zijn zijde heeft. Of sprake is geweest van “verdraaiingen” aan de zijde van de directeur van de school bijvoorbeeld, kan de voorzieningenrechter niet vaststellen. Van belang is voorts dat [gedaagde] zijn weinig vleiende kwalificaties op zijn website toelicht en de lezer daarmee in staat stelt eigen conclusies te trekken, die waarschijnlijk niet altijd zullen samenvallen met die van [gedaagde] . Zo licht [gedaagde] op enkele plaatsen toe wat hij onder niet-integer gedrag verstaat. Hij stelt bijvoorbeeld dat het feit dat de directeur van de school zichzelf “meester” noemt op twitter en op de website van de school duidt op niet-integer gedrag omdat hij niet de Pabo heeft gedaan. Op deze kwestie komt hij vervolgens nog meer dan eens terug. De gemiddelde lezer zal aan het feit dat de directeur van de school zich meester noemt, minder zwaar tillen dan [gedaagde] en zal de kwalificatie “niet-integer” dus kunnen relativeren. Hij schrijft verder: “De meeste ouders zullen het verdedigen van TV-kijken als onderdeel van ‘spelenderwijs leren’ niet integer vinden.” Deze context relativeert de op zichzelf ernstige beschuldiging van niet-integer gedrag. Hetzelfde geldt voor de beschuldiging van intimiderend gedrag. Duidelijk wordt dat [gedaagde] hier (onder meer) het oog heeft op een brief van de voorzitter van het bestuur van de ASKO, waarin volgens [gedaagde] is geïnsinueerd dat zijn klagen niet in het belang van zijn kinderen was.
4.5. Wat betreft de door [gedaagde] op zijn website aan de orde gestelde sociale veiligheid van de kinderen op de school blijft [gedaagde] ook binnen de grenzen van het toelaatbare. Hij noemt in dat verband twee feitencomplexen waarvan niet is gesteld of gebleken dat zij onjuist zijn weergegeven: de problemen die in 2011 hebben gespeeld op dit punt en dat er aan het einde van schooljaar 2015/2016 twee kinderen van school zijn gegaan in verband met pestproblematiek. [gedaagde] beweert op zijn site met name niet dat er thans ernstige pestproblemen zijn op de school of een andere ASKO-school. Het maatschappelijk belang van het probleem van pesten op school rechtvaardigt het kritisch volgen van scholen op dit punt.