Loveseats
Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 27 april 2007, KG ZA 07-170. Baxter SRL. Tegen De Jong Holding B.V. c.s. (met dank aan Mr. Leo van Osch, KZO Advocaten).
Geen auteursrecht op stoelen. Zitmeubelen worden in belangrijke mate door de gebruiksbehoeften van de consument bepaald en onafhankelijk tot hetzelfde resultaat komen is daarom denkbaar. Geen slaafse nabootsing. “De geringe impact van de door Baxter gestelde inbreuk” verhindert een werkelijke proceskostenveroordeling.
Tot het assortiment van meubelproducent Baxter behoort een zitmeubel met de modelnaam “Mickey Extra Armstoel” (afbeelding). De Mickey heeft de vorm van een extra brede/oversized armstoel, welk model door partijen ook wel wordt aangeduid als eenzitsbank” of love-seat”. Er bestaan exclusieve Baxter-shops in diverse landen, waaronder Nederland. Gedaagden, De Jong c.s. hebben een groothandel in antiek en in huiden, hebben door een derde onderneming enkele zitmeubels laten vervaardigen, die net als voornoemd model Mickey de vorm hebben van een oversized armstoel. Baxter stelt dat er sprake is van auteursrechtinbreuk.
De voorzieningenrecht stelt echter: “Technische objectieve inventiviteit valt in het algemeen niet onder de creativiteit die het auteursrecht beschermt; het moet gaan om het subjectieve persoonlijk karakter dat in het werk tot uitdrukking wordt gebracht. Van een dergelijk karakter is ten aanzien van de Mickey-arrnstoel naar het voorlopig oordeel van de rechter geen sprake. De rechter stelt daarbij voorop dat de voorwerpen waar het in dit kort geding om gaat, zitmeubelen en dus gebruiksvoorwerpen zijn, waarvan de vorm en afmeting in belangrijke mate door de gebruiksbehoeften van de consument worden bepaald. Het is daarom alleszins denkbaar dat een derde, onafhankelijk van Baxter, bij het maken van een armstoel tot nagenoeg hetzelfde resultaat als de Mickey komt. De vormgeving is immers voornamelijk het resultaat van functioneel objectieve en in de meubelbranche gebruikelijke uitgangspunten. die daarom niet in aanmerking komen voor auteursrechtelijke bescherming.” (4.3)
” Echter, ook wanneer de vorm van een werk tot stand is gekomen in een met het oog op het behalen van een technisch of gebruiksvoordeel beperkte keuzevrijheid. kan sprake zijn van een werk dat een eigen oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijke stempel van de maker draagt. Er is echter door Baxier voorshands onvoldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van een zodanige creatieve, bijzondere en afwijkende toepassing van een element of onderdeel van (de vormgeving van) haar armstoel, dat auteursrechtelijke bescherming daarvan is gerechtvaardigd. Gegeven de min of meer vaststaande en gebruikelijke vorm van een armstoel, bezit de Mickey om tot die conclusie te kunnen komen onvoldoende bijzondere kenmerken. Het gebruik van een bepaald type en bepaalde kleur bekleding voor de armstoel - in casu koeienhuid - geniet op zichzelf naar vaste rechtspraak geen auteursrechtelijke bescherming. Verder is de grote. “oversized” afmeting van de Mickey-armstoel niet uniek en daarom in dit kader van onvoldoende gewicht. Van een extreme vorm” - zoals door Baxter bepleit - is geen sprake.”(4,4)
”Voor een geslaagd beroep op slaafse nabootsing, is primair vereist dat de Mickey in uiterlijke zin een onderscheidend vermogen heeft ten opzichte van soortgelijke armstoelen op de markt. Het gaat daarbij om het totaalbeeld dat die producten oproepen bij een gemiddeld (kopers-)publiek. De rechter is voorshands van oordeel dat de Mickey voormeld onderscheidend vermogen mist. Ook in dit kader is van belang - zoals hiervoor reeds is overwogen - dat de vormgeving van een armstoel voornamelijk wordt bepaald door de gebruikseisen die de consument aan dat soort stoelen stelt. Verder wordt door De Jong c.s. op geen enkele wijze aandacht gevraagd voor de herkomst van hun armstoel als zijnde afkomstig van Baxter. Bovendien is er sprake van een aanzienlijk prijsverschil tussen de Mickey en de armstoel van De Jong c.s.. Onder deze omstandigheden valt verwarringsgevaar niet te vrezen.“ (4,5)
“Een veroordeling in de daadwerkelijk gemaakte kosten conform de Handhavingsrichtlijn zoals door De Jong c.s. verzocht, acht de rechter in het onderhavige geval niet billijk. De impact van de door Baxter gestelde inbreuk en - in het verlengde daarvan - van deze kortgedingprocedure op De Jong c.s., is voor een dergelijke veroordeling te gering.”
Lees het vonnis hier.