Minutenvergoeding
Rechtbank Maastricht, 23 januari 2008 & 1 oktober 2008, resp. HA ZA 06-1003 & HA ZA 06-1003, PLC Ofpact Ltd tegen Cyborg (met dank aan Kees Berendsen, Croon Davidovich)
Auteursrecht. Tussen- en eindvonnis (schadeberekening) in Ofpact-zaak (belangenbehartiger erotische-filmindustrie) of het gebruik van filmfragmenten op internetsite. Geen tentoonstelling ex artikel 23 Aw of citaat ex artikel 15 Aw. Geen belangenbehartiging van producenten ex 3:305a BW, wel in opdracht namens derde (cessie ter incasso). Schadeberekening op basis van minutenvergoeding: geen €46.000,- maar €1000,-. Dubbele matiging gevorderde werkelijke proceskosten: Redelijke en evenredige proceskosten worden door rechtbank in overeenstemming met de moeilijkheidsgraad en omvang van de procedure gesteld op €8000,-, welk bedrag weer wordt gematigd tot €5000,- vanwege de geringe ernst van de inbreuk.
Tussenvonnis: “3.3 De rechtbank is van oordeel dat de bevoegdheid van Ofpact niet is te ontlenen aan art. 3:305a BW. Daaraan staat in de weg dat Ofpact de rechtsvorm voert van een onder Engels recht opgerichte private limited. Deze rechtsvorm is te vergelijken met een besloten vennootschap naar Nederlands recht en niet met een stichting of een vereniging. Voorts bepaalt lid 3 van art. 3:305a BW dat een collectieve actie niet kan strekken tot schadevergoeding te voldoen in geld, terwijl de onderhavige vordering uitsluitend daarop betrekking heeft. Het vorenstaande betekent niet dat een derde niet op eigen naam in opdracht van een derde namens die derde een vordering kan instellen. Deze rechtsfiguur, die in de rechtsliteratuur bekend staat onder de naam cessie ter incasso (zonder dat van een daadwerkelijke cessie sprake is), is door de Hoge Raad vanaf zijn arrest van 21 oktober 1983 (gepubliceerd in de Nederlandse Jurisprudentie (NJ) 1984,254 en geannoteerd door prof. Maijer) in constante jurisprudentie toegestaan. Het voorgaande betekent dat Ofpact ontvankelijk is in haar vordering.
3.6 De rechtbank is van oordeel dat de werking die Cyborg geeft aan het geciteerde arrest verder gaat dan de uitzondering die op basis ervan kan worden aangenomen. Ten eerste hebben de stills het primaire doel om reclame te maken voor de eigen, tegen betaling te raadplegen, website en worden zij niet rechtstreeks getoond in verband met de verkoop van de film zelf. Ten tweede beperkt Cyborg zich kennelijk niet tot het tonen van de verpakking of voorzijde van de betreffende DVD's, maar toont zij er fiagrnenten uit, hetgeen veel verder gaat dan voor de aanprijzing van het product nodig is. Uit het feit dat Cyborg voor het tonen van deze fiagrnenten betaling verlangt, mag afgeleid worden dat het tonen van deze fiagrnenten niet alleen dient als promotiemateriaal voor verkoop, maar ook tot daarvan losstaand doel hebben het kunnen bekijken van kleine delen van de betreffende films. Uit het voorgaande volgt dat het verweer van Cyborg op de in art. 23 Aw gegeven en in de jurisprudentie uitgebreide beperking van het auteursrecht faalt.
3.7 Cyborg beroept zich voorts voor wat betreft de stills op de beperking van de auteursrechtelijke bescherming op art. 15aAw. (…) Het betreffende artikel geeft derhalve een uitzondering op de bescherming die de Auteurswet biedt als daaruit geciteerd wordt in een aankondiging, beoordeling, polemiek of wetenschappelijke verhandeling of voor een uiting met een vergelijkbaar doel. De rechtbank is van oordeel dat het laten zien van een afbeelding uit de film als een citaat kan worden aangemerkt. Het doel waarmee dat door Cyborg gebeurt, namelijk het overhalen van de kijker van het plaatje om tegen betaling verder te kunnen kijken op de besloten website, is evenwel niet onder de in het wetsartikel genoemde doeleinden te plaatsen (aankondiging, beoordeling, polemiek of wetenschappelijke verhandeling) en ook niet onder een daarmee vergelijkbaar doel te brengen. Derhalve faalt ook dit verweer.”
Eindvonnis: “3.3 Qua licentievergoeding lopen de bedragen waarvan partijen bij de begroting van de schade willen uitgaan, sterk uiteen. De rechtbank acht de uitgangspunten van Cyborg in overeenstemming met de daadwerkelijk gederfde omzet dan die van Ofpact. Ofpact gaat er in haar berekening ogenschijnlijk ten onrechte van uit dat de door Media Investors gerealiseerde omzet bereikt wordt door licentie van de film(s) aan houder. Gelet op & bezettingsgraad per film (25% van de tijd dat de film beschikbaar is op internet) lijkt dit zeer onwaarschijnlijk. Overigens blijk uit de berekening dat Media Investors van de licentiehouders geen vergoeding per maand bedingt maar Kennelijk per minuut dat de films daadwerkelijk bekeken worden. Veronderstellende dat bij Cyborg een 30-seconden fragment in 4 ½ maand 1.350 keer bekeken wordt (circa 10 keer per dag), is in totaal sprake 675 minuten, hetgeen tegen een urenvergoeding van 5 tot 10 eurocent neerkomt op ongeveer €30 tot €60,= euro "gederfde omzet per film. Daarbij moet worden bedacht dat bij genoemd minutentarief de kijker de keus heeft uit fragmenten van de gehele film en zelf kan kiezen om door te kijken of k stoppen, terwijl het bij Cyborg ging om een vast fragment zonder de mogelijkheid om door te kijken. De door Cyborg met bescheiden onderbouwde licentievergoeding van € 500,- per film over een periode van vier jaar impliceert dat de licentiehouder elke maand meer dan € 10.- inkomsten op de film moet maken om (directe) kostendekkend te werken en dit bedrag lijkt gelet op het enorme aanbod (zie de films en fragmenten waarover Cyborg beschik) meer in overeenstemming met de realiteit van de bedragen waar Ofpact vanuit wil gaan. Het voorgaande voert de rechtbank tot vaststelling van de schade op een bedrag van € 1.000,- . De gevorderde immateriële schade en zogenaamde 'debiet' schade zal worden afegwezen omdat niet gebleken is dat die schade geleden is.”