13 sep 2013
Molenbeek/Begeer: conservatoir bewijsbeslag in IE analoog toepasbaar
Hoge Raad 13 september 2013; IEF 21477; ECLI:NL:HR:2013:BZ9958 (Molenbeek/Begeer c.s.) Deze prejudiciële uitspraak van de Hoge Raad heeft zowel in de literatuur als de praktijk golven teweeg gebracht. In zijn uitspraak heeft de Hoge Raad namelijk aangegeven dat het conservatoir bewijsbeslag zoals in IE-zaken is toegestaan, overeenkomstig van toepassing is op bewijsbeslagen die niets met IE-zaken van doen hebben. Aanleiding voor de uitspraak was dat Molenbeek de bestuurders Begeer en de zijnen ervan beschuldigde dat zij vertrouwelijke en/of onjuiste informatie zouden hebben doorgespeeld aan een toekomstige partner. Deze toekomstige partner besloot vervolgens om niet met Molenbeek in zee te gaan. Molenbeek vroeg vervolgens beslagverlof aan de rechter om, onder andere, de e-mails van Begeer c.s. te kunnen beslaan.
De Hoge Raad ziet zich geconfronteerd met een moeilijke keuze. Duidelijk is dat de wet geen expliciete opening laat voor bewijsbeslag. In zaken waar het om Intellectueel Eigendom gaat is dat dan wel weer mogelijk. De Hoge Raad ziet voldoende grondslag in het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering om dit in beginsel toe te staan, zij het dat hij ook enkele eisen aan het bewijsbeslag stelt.
Er is immers nog geen wettelijke regeling die het bewijsbeslag in niet-IE-zaken uitdrukkelijk toelaat. De Hoge Raad is hier op de stoel van de wetgever gaan zitten. Hierbij heerst ook het idee dat het oordeel een voorlopige, jurisprudentiële regeling betreft die een leemte in de wet dekt, totdat de wet zelf met een vulling komt. Globaal komt dat op het volgende neer:
- Het conservatoir bewijsbeslag mag niet ontaarden in een zogenaamde fishing expedition (het opvragen van alle mogelijke documentatie van een (rechts)persoon). Een partij die bewijsbeslag wil leggen moet dus voldoende belang hebben bij het beslag, de beslagen stukken moeten verband houden met de kern van het geschil en het verzoekschrift moet voldoende specifiek zijn omschreven.
- Het beslag slaat slechts op bewaring van de bescheiden. Er is geen bijkomend recht op afschrift of inzage van de overlegde stukken. Daarbij moet de beslagleggende partij ook aannemelijk maken dat er een vrees is voor verduistering van de stukken die het conservatoir bewijsbeslag rechtvaardigen. Het doel van het beslag is voorkomen dat stukken verloren gaan 'waardoor het proces van waarheidsvinding zou worden gefrustreerd.'
- Zoals bij gewoon beslag moet rekening worden gehouden met de proportionaliteit en subsidiariteit, in verband met het privé- en familieleven van de beslagene.
Het conservatoir bewijsbeslag in IE-zaken wordt dus analoog van toepassing verklaart op algemene civiele zaken.
3.5 Omdat de wetgever, blijkens het hiervoor in 3.4.1 vermelde citaat, kennelijk de voorkeur eraan geeft de ontwikkelingen in de praktijk af te wachten, zal de
Hoge Raad de noodzakelijke afwegingen en keuzes ten dele zelf maken. Deze strekken ertoe het bewijsbeslag, dat toelaatbaar wordt geacht, met adequate en effectieve waarborgen te omringen, en willekeurige inmenging en misbruik te voorkomen, en om ervoor te zorgen dat eventuele schadelijke gevolgen daarvan voor de wederpartij of de derde onder wie de beslaglegging plaatsvindt, binnen redelijke grenzen blijven. De hierna te vermelden regels laten de voorzieningenrechter de ruimte daaraan toepassing te geven op een wijze waarop aan de zojuist vermelde strekking recht wordt gedaan.3.6.1 Mede gelet op het vorenoverwogene moet worden aangenomen dat de art. 730 en 843a Rv voldoende grondslag bieden voor het leggen van een bewijsbeslag ook in niet-IE-zaken; de art. 1019a leden 1 en 3, 1019b leden 3 en 4 en 1019c Rv zijn, voor zover nodig, overeenkomstig van toepassing. Dit betekent dat de beslaglegging slechts kan plaatsvinden onder de in art. 843a Rv gestelde voorwaarden en dus ook dat zij slechts betrekking kan hebben op "bescheiden" in de zin van die bepaling (waaronder overigens mede digitale bestanden kunnen worden begrepen, met dien verstande dat de mogelijkheid bestaat dat daarvan onder toezicht van de deurwaarder ter plaatse kopieën worden gemaakt, die dan in beslag worden genomen). Zij kan, indien noodzakelijk, tevens de voorwerpen betreffen waarin, of de gegevensdragers waarop deze bescheiden zich bevinden.
3.7.1 In het inleidende verzoekschrift dienen de in beslag te nemen bescheiden zo precies te worden omschreven als in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs van de verzoeker kan worden verlangd, omdat de beslaglegging niet mag ontaarden in een fishing expedition. In het verzoekschrift dient zowel de rechtsbetrekking te worden gesteld met het oog waarop het verlof wordt gevraagd, als de identiteit van de wederpartij of de derde onder wie het beslag moet worden gelegd. Voorts dient de verzoeker zijn belang bij de beslaglegging voldoende aannemelijk te maken, alsmede feiten en omstandigheden waaruit volgt dat de beslaglegging met het oog daarop noodzakelijk is. Daartoe is nodig dat gegronde vrees bestaat dat de betrokken bescheiden anders verloren gaan, en dat de beoogde bewijsvoering niet op andere, voor de beslagene minder ingrijpende wijze kan plaatsvinden (zie de MvT bij art. 1019b Rv, Kamerstukken II 2005/06, 30 392, nr. 3,p. 20: de keuze van de maatregelen dient te worden geleid door overwegingen van proportionaliteit en subsidiariteit). De verzoeker dient ook te vermelden of een eis in de hoofdzaak is of wordt ingesteld, en aannemelijk te maken dat de in beslag te nemen bescheiden zich onder de wederpartij of de derde bevinden (zie ook art. 444a lid 1 Rv).