DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op dinsdag 17 december 2019
IEF 18893
Hof Arnhem-Leeuwarden ||
17 dec 2019
Hof Arnhem-Leeuwarden 17 dec 2019, IEF 18893; ECLI:NL:GHARL:2019:10757 (NRC tegen hoogleraar), https://delex.nl/artikelen/naam-hoogleraar-mag-genoemd-worden-in-krant

Naam hoogleraar mag genoemd worden in krant

Hof Arnhem-Leeuwarden 17 december 2019, IEF  18893; ECLI:NL:GHARL:2019:10757 (NRC tegen hoogleraar) Kort geding. Mag de naam van een hoogleraar genoemd worden in een krantenartikel in NRC over #metoo? NRC schreef een artikel over langdurig seksueel grensoverschrijdend gedrag van een uvA-hoogleraar. Nadat NRC het conceptartikel aan geïntimeerde had gestuurd, vorderde hij in kort geding een verbod op het noemen van zijn naam en/of de sectie arbeidsrecht (van de UVA) en/of het afbeelden van zijn portret, alles op straffe van een dwangsom. In het vonnis van 13 mei 2019 [IEF 18461] besliste de voorzieningenrechter dat NRC zijn naam niet mocht noemen en zijn portret niet mocht plaatsen. Dit vonnis is nu vernietigd.Het artikel levert een bijdrage aan publieke MeToo-debat; Omdat de hoogleraar een publiek figuur is, mag de pers (volgens vaste rechtspraak) kritischer over hem zijn; De beschuldigingen vinden voldoende steun in de feiten. Het recht op vrijheid van meningsuiting van NRC weegt zwaarder dan recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer (art. 8 EVRM).

3.5 Het artikel stelt zowel het seksueel grensoverschrijdende gedrag van [geïntimeerde] aan de kaak, als het feit dat de UvA gedurende langere tijd de tegen [geïntimeerde] geuite klachten niet serieus heeft genomen en niet heeft opgetreden. Het artikel levert daarmee een bijdrage aan het ‘#metoo-debat’. In dat zeer actuele publieke debat is aandacht voor beide aspecten van het artikel: zowel voor de vraag welke (hooggeplaatste) personen gedurende langere tijd zijn weggekomen met seksueel grensoverschrijdend gedrag, als voor de vraag hoe het kan dat de instituties/organisaties waarbinnen deze personen werkzaam waren dit hebben laten voortduren. Wanneer het gaat om bijdragen van journalisten aan het publieke debat, bestaat er volgens het EHRM weinig ruimte voor beperkingen op de vrijheid van meningsuiting. Dat heeft te maken met de taak van de pers om informatie te verspreiden (de waakhondfunctie van de pers), maar ook met het recht van het publiek om informatie te ontvangen.

3.6 [geïntimeerde] was van 2011 tot eind 2018 hoogleraar Arbeid & Onderneming aan de UvA (nadat hij vanaf 2002 universitair hoofddocent was geweest bij die universiteit). Van 2011 tot eind april 2018 was hij ook raadsheer-plaatsvervanger bij het hof Amsterdam. Binnen zijn vakgebied had hij veel aanzien. Hij trad op als spreker op grote arbeidsrechtelijke congressen en sprak of schreef ook een aantal keer als arbeidsrechtexpert in verschillende nationale media (Zembla, Radio 1, Financieel Dagblad, Trouw, NRC en Volkskrant). Voor het zijn van een publiek figuur is niet nodig dat het grote publiek iemand kent of dat iemand de openbaarheid zoekt. In dit geval is [geïntimeerdes] positie in de samenleving, als hoogleraar en raadsheer-plaatsvervanger, daarvoor voldoende.4 Omdat [geïntimeerde] een publiek figuur is, mag de pers (volgens vaste rechtspraak) kritischer over hem zijn dan over een niet publiek figuur. In dit geval geldt dat nog sterker omdat [geïntimeerde] zich, als arbeidsrechtexpert, ook heeft uitgesproken over relaties op de werkvloer (in een artikel met de titel: “Werk: een (goede) voedingsbodem voor Amor”) en over het #metoo-debat (in een podcast met als titel: “Arbeidsrechtelijke gevolgen van #metoo”).