Nagebootste bloempotten niet verwarrend voor kwekerspubliek
Vzr. Rechtbank Gelderland 9 december 2013, ECLI:NL:RBGEL:2013:6415 (Desch tegen Blompot.nl)
Slaafse nabootsing. Onrechtmatige concurrentie. Geheimhouding. Desch c.s. produceren onder andere kunststof (bloem)potten voor kwekers, waaronder de "SABINA". Deze pot heeft een slanke belijning die, met een welving, smaller toeloopt richting de bodem. Enkele centimeters onder de bovenrand is een enkele strakke lijn aangebracht. De bodem van de pot is voorzien van een Y-vormige uitsparing. Het zij-aanzicht van deze uitsparingen is trapezium vormig. De pot is verkrijgbaar in diverse kleuren in mat of hoogglans. In de brochure van Desch-Epla is deze pot aangeduid als “SAB”. Gedaagde was in dienst bij Desch-Plantpak en is een website begonnen voor de verkoop van potten, eveneens bestemd voor kwekers. Een van de potten is aan de onderzijde, voorzien van de aanduiding “BPSAB”.
Desch c.s. vorderen verbod op slaafse nabootsing en staking van gebruik van de SABINA. De rechtbank oordeelt dat van professionele inkopers moet worden aangenomen dat zij een deskundig en bovengemiddeld oplettend publiek vormen. Ook geringe verschillen zullen door hen eerder worden opgemerkt. Derhalve kan niet worden aangenomen dat werkelijk gevaar bestaat voor verwarring omtrent de herkomst van de potten. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen af.
4.5. De vraag of slaafse nabootsing al dan niet is geoorloofd, is afhankelijk van de vraag of verwarring (directe of indirecte) bij het publiek wordt gesticht tussen het product van de nabootser en het product van de nagebootste. Met andere woorden, de vraag is of er gevaar voor verwarring omtrent de herkomst van het product bestaat. Niet in geschil is dat er een relatief beperkt aantal specifieke afnemers van de onderhavige potten zijn, te weten alleen de kwekers. Het in aanmerking komende publiek (het relevante publiek) bestaat dus uit deze kwekers. Partijen hebben niet concreet aangegeven hoe de potten in deze markt worden gezet, maar aangenomen moet worden dat de kwekers aan de hand van catalogi van fabrikanten, websites, of in showrooms tentoongestelde potten bepalen welke pot zij gebruiken voor het opkweken van de plantjes. Van dergelijke professionele inkopers moet worden aangenomen dat zij een deskundig en een bovengemiddeld oplettend publiek vormen, met kennis van de markt en het beperkte aantal aanbieders op de markt en hun producten en dat het hun in het afnemen duidelijk zal zijn van welk merk, fabricage of fabrikant de aangeboden potten zullen zijn. Ook geringe(re) verschillen in de producten zullen door hen eerder worden opgemerkt en begrepen als kenmerken van een ander product dan door een niet professioneel en minder deskundig publiek, zeker als de prijs van het ene product aanmerkelijk afwijkt van de prijs van het andere product, zoals hier. Bij deze stand van zaken kan niet worden aangenomen dat er werkelijk gevaar bestaat voor verwarring omtrent de herkomst van de potten.
4.6. Hoewel er weinig misverstand over kan bestaan dat [gedaagde] juist voor het nabootsen van de SABINA heeft gekozen omdat dat een van de meest succesvolle potten in het assortiment van Desch c.s. is, moet de conclusie zijn dat geen sprake is onrechtmatig handelen van [gedaagde] jegens Desch c.s. in de zin van slaafse nabootsing. De omstandigheid dat [gedaagde] de aanduiding “BPSAB” op zijn potten gebruikt onderstreept wel zijn kennelijke bedoeling om op het succes van de SABINA mee te liften, maar is onvoldoende voor het oordeel dat verwarring in vorenbedoelde zin te duchten valt, juist vanwege het relevante publiek. Dat laatste geldt temeer omdat bij die aanduiding ook de website van [gedaagde], blompot.nl, staat.
4.7. Wat betreft de gestelde onrechtmatige concurrentie geldt het volgende. Het kan zo zijn dat daarvan sprake is als een ex-werknemer het duurzame debiet van zijn voormalig werkgever stelselmatig en substantieel afbreekt met de hulpmiddelen die de werknemer daarbij vertrouwelijk van zijn voormalig werkgever ter beschikking heeft gekregen (HR 9 december 1955, NJ 1956/157). Vast staat wel dat [gedaagde] een of twee klant(en) van Desch c.s. heeft benaderd, maar niet is gebleken dat [gedaagde] klanten van Desch c.s. benadert of bezig is klanten te benaderen specifiek vanuit zijn kennis die hij bij Desch c.s. heeft opgedaan. Bovendien is niet gebleken dat [gedaagde] stelselmatig klanten benadert en het bedrijfsdebiet van Desch c.s. stelselmatig en duurzaam afbreekt. Dat betekent dat, ook al ligt het voor de hand om aan te nemen dat [gedaagde] wil profiteren van het succes van de pot van Desch c.s., niet kan worden aangenomen dat sprake is van onrechtmatige concurrentie. De op (onrechtmatige) slaafse nabootsing en onrechtmatige concurrentie gegronde vorderingen moeten daarom worden afgewezen. Het feit dat [gedaagde] met een soortgelijke pot als de SABINA concurrentie met Desch c.s. wil aangaan is op zichzelf niet ongeoorloofd.
4.8. Resteert de vraag of [gedaagde] het geheimhoudingsbeding heeft overtreden. Bij de stukken (productie 8 van de dagvaarding) bevindt zich een op schrift gestelde verklaring van G. Noordam, werkzaam bij de afdeling inkoop van [derde], waaruit volgens Desch c.s. blijkt dat [gedaagde] tegen Noordam de prijs heeft genoemd die Desch c.s. hanteren voor de SABINA. Als er al van wordt uitgegaan dat [gedaagde] die prijs tegen Noordam heeft genoemd - [gedaagde] heeft het betwist - dan nog is dat enkele feit onvoldoende om aan te nemen dat [gedaagde] daarmee een geheim in de zin van art. 16 van de arbeidsovereenkomst heeft prijsgegeven. Voor het overige hebben Desch c.s. onvoldoende concreet aangegeven welke kennis [gedaagde] van hun onderneming had die hij geheim moest houden en die hij desondanks heeft geopenbaard. De daarom gegronde vorderingen moeten dan ook worden afgewezen.