Gepubliceerd op vrijdag 8 november 2013
IEF 13220
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Nieuw rapport voor toewijzen buitengerechtelijke kosten

Rechtspraak, Nieuw rapport voor toewijzen buitengerechtelijke kosten Den Haag , 7 november 2013.
Sinds 1 november zijn nieuwe aanbevelingen van kracht voor de toewijzing van zogeheten buitengerechtelijke kosten. Dit zijn kosten die partijen voorafgaand aan de rechtszaak hebben gemaakt. De rechter kan bepalen dat de partij die in het ongelijk is gesteld ook deze kosten moet vergoeden. Hij kijkt dan of het maken van die kosten gerechtvaardigd was, gezien het belang en de ingewikkeldheid van de zaak.

Rapport - Zijn de kosten gemaakt om een geldvordering te incasseren, dan spreekt men van buitengerechtelijke incassokosten. Een wijziging in de wettelijke regelgeving rond de toewijzing van die incassokosten maakte aanpassing van Rapport Voor-werk II, dat voorheen aanbevelingen voor dit soort zaken bevatte, noodzakelijk. Daar is nu het Rapport BGK-Integraal 2013 voor in de plaats gekomen, dat veel ruimer van opzet is. [red. IV. Onderscheid in vorderingen (y-as); B. Schuldenaar geen consument (in de zin van art. 6:96 lid 5 BW); 3. IE-zaken (art. 1019h Rv)), p. 35 en 36]:

Blijkens de parlementaire geschiedenis kunnen onder meer buitengerechtelijke kosten als “andere kosten” worden aangemerkt. Dit betekent dat de buitengerechtelijke kosten bij de proceskostenveroordeling worden afgewikkeld alsmede dat niet alleen de eisende partij maar ook de gedaagde partij indien zij in het gelijk wordt gesteld, aanspraak kan maken op de door haar gemaakte buitengerechtelijke kosten. Art. 1019h Rv wijkt in dat opzicht af van een op art. 6:96 lid 2 BW gegronde vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten. In laatstgenoemde situatie zijn de buitengerechtelijke kosten immers, gelet op het bepaalde in art. 6:95 BW, een schadepost die voor vergoeding in aanmerking kan komen als er een wettelijke verplichting tot schadevergoeding bestaat.

3.2. Wettelijk systeem
Op grond van art. 1019h Rv wordt de in het ongelijk gestelde partij alleen veroordeeld in de redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten voor zover de billijkheid zich daar niet tegen verzet, indien de in het gelijk gestelde partij zulks vordert. Deze kosten dienen zo tijdig opgegeven en gespecificeerd te worden dat de wederpartij zich daartegen naar behoren kan verweren. Als de wederpartij geen verweer voert, dan mag de rechter de gevorderde en gespecificeerde kosten niet deels afwijzen.(...)

3.3 Gegevens van de x-as
1. Regeling: Art. 1019h Rv.
2. Wanneer verschuldigd: De van de proceskosten deel uitmakende buitengerechtelijke kosten worden, indien
gevorderd, aan de in het gelijk gestelde partij toegewezen. Deze kosten dienen wel zo
tijdig en gespecificeerd opgegeven te worden, dat de wederpartij zich daartegen naar
behoren kan verweren.
3. Grondslag berekening: De redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten, tenzij de billijkheid zich daartegen verzet.
4. Tarief: In eerste aanleg geldt, behoudens in octrooizaken, het indicatietarief (zie bijlage).
5. BTW: De indicatietarieven zijn exclusief BTW. De BTW is toewijsbaar indien de in het gelijk gestelde partij BTW verschuldigd is over de gemaakte kosten die zij niet kan verrekenen
6. Hogere of volledige vergoeding mogelijk? Het indicatietarief is een handvat om de redelijkheid van de gemaakte proceskosten te beoordelen. De tarieven staan niet in de weg aan de vaststelling van een lager of hoger bedrag aan proceskosten.
7. Lagere vergoeding mogelijk? Het indicatietarief is een handvat om de redelijkheid van de gemaakte proceskosten te beoordelen. De tarieven staan niet in de weg aan de vaststelling van een lager of hoger
bedrag aan proceskosten.
8. Verschieten van kleur: N.v.t.
9. Rechterlijke matiging: Als de wederpartij geen verweer voert, dan mag de rechter de gevorderde en gespecificeerde kosten niet (deels) afwijzen.

Aanbevelingen
Het rapport biedt een overzicht van alle regelingen op het gebied van buitengerechtelijke kosten, verschaft duidelijkheid over de verschuldigdheid en geeft aanbevelingen die een leidraad voor de rechter kunnen zijn bij het beoordelen van een vordering, als de wet onvoldoende houvast biedt. De belangrijkste aanbeveling is dat de schuldeiser na de verplichte wettelijke aanmaning nog eenmaal de schuldenaar aanmaant, voordat de rechter buitengerechtelijke incassokosten kan toewijzen. Er is voor gekozen aan te sluiten bij het wettelijke, ongeacht of de vordering onder de wettelijke regeling valt.

Zo uniform mogelijk
De bedoeling van het rapport is dat daarmee een zo uniform mogelijke beoordeling van gevorderde buitengerechtelijke kosten ontstaat. Rechters hebben onderling afgesproken de aanbevelingen in principe te volgen, maar zijn hiertoe niet wettelijk verplicht. De aanbevelingen zijn naar verwachting ook van belangrijke praktische waarde voor de incassopraktijk.

Consultatie
Bij de totstandkoming van het rapport zijn verschillende geledingen binnen de rechterlijke macht betrokken geweest en externe organisaties, waaronder verenigingen van (incasso)advocaten, gerechtsdeurwaarders, incassobureaus en consumenten. Zij konden in twee consultatierondes hun visie geven op dit onderwerp, waarna het rapport op onderdelen is aangevuld en verduidelijkt.