Noot Paul Geerts onder HvJ EU Karen Millen
P.G.F.A. Geerts, Noot onder HvJ 19 juni 2014, C-345/13 (Karen Millen/Dunnes Stores), IEF 14524, eerder als IER 2014/61.
Bijdrage ingezonden door Paul Geert, Rijksuniversiteit Groningen. Modellenrecht. (...) De verwijzende rechter wil weten of art. 6 GModVo aldus moet worden uitgelegd dat een model slechts kan worden geacht een eigen karakter te hebben indien de algemene indruk die dat model bij de geïnformeerde gebruiker wekt, verschilt van de algemene indruk die bij diezelfde gebruiker wordt gewekt door een of meer, individueel beschouwde, oudere modellen of door een combinatie van afzonderlijke kenmerken van meerdere oudere modellen (hierna ook samensmeltingtheorie genoemd).
(bijdrage is ingekort, lees de gehele bijdrage hier)
21. De beslissing van het Hof van Justitie [IEF 13959] vind ik logisch en begrijpelijk. Gielen schreef het al:
"This does not mean that the right owner should produce all designs that have been made available to the public and of which the overall impression differs from the design. He only needs to indicate what causes the design to have an individual character".
22. Mijn laatste punt ziet op Hof Den Haag 22 juli 2014, IER 2014/62 (Burger/Basil). Ik vraag kort aandacht voor dit arrest. Niet omdat in dit arrest het onderhavige arrest van het Hof van Justitie wordt genoemd, maar vanwege het feit dat dit arrest het belang van het modellenrecht nog eens onderstreept. De Burger/Basil-zaak is een typische vormgevingszaak waarin eiser voor alle ankers is gaan liggen: auteursrecht, modellenrecht en slaafse nabootsing. Het arrest van het Hof Den Haag is mooi gemotiveerd, waarbij nog eens duidelijk naar voren komt dat de auteursrechtelijke beschermingsmaatstaf (Eigen Intellectuele Schepping; EIS) een hogere is dan de maatstaf die in het modellenrecht geldt (Nieuwheid en Eigen Karakter; NEK): het rotan fietsmandje in kwestie is volgens het Hof Den Haag te banaal en triviaal om voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking te komen, maar wordt wel door het (niet-ingeschreven) modellenrecht beschermd.
23. Het arrest laat zien dat daar waar het auteursrecht vormgevers in de steek laat, het modellenrecht hen een welkome bescherming kan bieden. Het belang van het modellenrecht neemt nog meer toe indien, zoals het Hof Den Haag in het Burger/Basil-arrest lijkt te suggereren, naast het modellenrecht er geen plaats (meer) is voor de bescherming van het uiterlijk van producten op grond van het leerstuk van de slaafse nabootsing. Het Hof Den Haag zegt in r.o. 3.24 letterlijk:
"Overigens kan in twijfel worden getrokken of er naast de bescherming die de Gemeenschapsverordening biedt, nog wel ruimte is voor aanvullende, verder strekkende, bescherming van het uiterlijk van een gebruiksvoorwerp op grond van het leerstuk van de slaafse nabootsing".
24. Dat is even schrikken. Niet alleen voor vormgevers, maar ook voor iemand die in de veronderstelling verkeert dat:
"na het afschaffen van art. 14 lid 8 (oud) BTMW [ ] de slaafse nabootsingsbescherming weer helemaal terug van weggeweest [is]. Op die bescherming wordt veelvuldig een beroep gedaan en verbodsvorderingen worden met enige regelmaat toegewezen. Naast het auteursrecht, het (niet-ingeschreven) modellenrecht en het merkenrecht, is (naar geldend recht) de slaafse nabootsingsbescherming voor de ontwerper van producten een belangrijk wapen in de strijd tegen ongeoorloofde nabootsingen".
25. Het Burger/Basil-arrest sluit aan bij twee andere recente arresten waarin eveneens terughoudendheid betracht lijkt te worden bij het toekennen van de actie tegen het scheppen van nodeloos verwarringsgevaar. Tegen die twee arresten heb ik al verzet aangetekend. Het Burger/Basil-arrest van het Hof Den Haag lijkt zelfs nog een stap verder te gaan. Mijns inziens een stap te ver. Ik laat deze belangrijke kwestie hier nu evenwel verder rusten. Het onderwerp gaat het bestek van deze noot ver te buiten. Bovendien wil ik binnenkort in een andere bijdrage op deze problematiek terugkomen. Daarin ga ik proberen mijn verzet tegen de recente "slaafse-nabootsings-aversie" nog beter te onderbouwen en onder woorden te brengen. In die bijdrage zal ik ook verwijzen naar het recente Nickelson/Cool Cat-vonnis waarin de Rechtbank Den Haag zich van al die "anti-slaafse-nabootsings-jurisprudentie" gelukkig niets heeft aangetrokken en de actie tegen het scheppen van nodeloos verwarringsgevaar gewoon heeft toegewezen.
Paul Geerts