Gepubliceerd op maandag 11 december 2017
IEF 17344
Rechtbank Den Haag ||
1 nov 2017
Rechtbank Den Haag 1 nov 2017, IEF 17344; ECLI:NL:RBDHA:2017:14311 (TomTom tegen MKB Ondernemers), https://delex.nl/artikelen/om-proceseconomische-redenen-geen-aanhouding-maar-comparitie-die-niet-v-r-het-tweede-kwartaal-2018-w

Uitspraak mede ingezonden door Nils Winthagen, WinthagenMensink.

Om proceseconomische redenen geen aanhouding, maar comparitie die niet vóór het tweede kwartaal 2018 wordt ingepland

Rechtbank Den Haag 1 november 2017, IEF 17345; ECLI:NL:RBDHA:2017:14311 (TomTom tegen MKB Ondernemers) MKB Ondernemers vordert aanhouding in verband met Amsterdamse bodemprocedure over de vraag of de overeenkomst al dan niet rechtsgeldig is beëindigd, terwijl nu de vraag over merkinbreuk voorligt. De vraag is of de overeenkomst nog voortduurt en daarom pleit dat om de eindbeslissing af te wachten. Echter de aanhouding zal zeker leiden tot een langdurige vertraging. Om praktische en proceseconomische redenen zal niet worden overgegaan tot aanhouding, maar wordt comparitie gelast die niet vóór het tweede kwartaal 2018 zal worden ingepland, in de verwachting dat de eindbeslissing in de Amsterdamse zaak zal zijn genomen vóór de ingeplande comparitiedatum.

4.1. De rechtbank stelt voorop dat, zoals ook door partijen is onderkend, een verzoek om aanhouding ook bij wege van incident kan worden gedaan. Voorts stelt de rechtbank voorop dat de vraag of inderdaad tot aanhouding moet worden overgegaan, steeds dient te worden beantwoord aan de hand van de eisen van een goede procesorde, waaronder de eisen van een doelmatige en voortvarende rechtspleging (waarbij moet worden gewaakt voor onredelijke vertraging van de procedure). Hiervan uitgaande overweegt de rechtbank als volgt.
4.2. Op zichzelf is juist dat, zoals TomTom c.s. naar voren hebben gebracht, in de procedure bij de rechtbank Amsterdam niet dezelfde vragen voorliggen als in de onderhavige zaak. Centraal in de Amsterdamse zaak staat immers de vraag of de overeenkomst tussen TomTom IBV en MKB Ondernemers al dan niet rechtsgeldig is beëindigd, terwijl in de hier voorliggende procedure kort gezegd de vraag voorligt of MKB Ondernemers merkinbreuk pleegt. Voor het antwoord op deze laatste vraag is echter mede bepalend of de overeenkomst nog voortduurt. In zoverre is in beide zaken dan ook dezelfde rechtsvraag aan de orde. Voortprocederen in de onderhavige zaak brengt daarmee het risico van een tegenstrijdige beslissing met zich mee. Dit pleit ervoor eerst de eindbeslissing van de Amsterdamse rechtbank met betrekking tot de vraag of de overeenkomst al dan niet rechtsgeldig is beëindigd, af te wachten.
4.3. Daar staat echter tegenover dat aanhouding vrijwel zeker zal leiden tot een langdurige vertraging in de voortgang van de onderhavige procedure. Daarbij speelt een rol dat in deze zaak reeds inhoudelijk van antwoord is geconcludeerd, zodat een comparitie van partijen zal volgen. De rechtbank kampt echter met een beperkte zittingscapaciteit waardoor het geen uitzondering is dat een comparitiedatum - na opgave door partijen van hun verhinderdata - slechts op een termijn van vele maanden kan worden gepland. Concreet betekent dit dat, indien ervoor wordt gekozen eerst een beslissing in de Amsterdamse zaak af te wachten, er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat het vervolgens niet mogelijk is de procedure op korte termijn voort te zetten. Daarmee komt het belang van een voortvarende procesvoering in het gedrang.
4.4. Dit alles afwegende zal de rechtbank om praktische en proceseconomische redenen dan ook niet overgaan tot aanhouding, maar nu alvast een comparitie gelasten, waarbij deze comparitie niet vóór het tweede kwartaal van 2018 zal worden ingepland, in de verwachting dat de eindbeslissing in de Amsterdamse zaak zal zijn genomen vóór de ingeplande comparitiedatum. De rechtbank acht deze verwachting gerechtvaardigd omdat het haar ambtshalve bekend is dat de comparitie na antwoord in de Amsterdamse zaak op 20 november 2017 zal plaatsvinden. Om te vermijden dat de comparitie plaatsvindt zonder dat een eindbeslissing van de Amsterdamse rechtbank voorhanden is, zal de rechtbank bepalen dat MKB Ondernemers één maand voor de in te plannen comparitiedatum aan de rechtbank dient mede te delen of er bij eindbeslissing in een tussenvonnis of bij eindvonnis door de rechtbank Amsterdam is geoordeeld over de al dan niet rechtsgeldige beëindiging van de overeenkomst. Wanneer een dergelijke eindbeslissing er nog niet is, zal vervolgens een nieuwe comparitiedatum worden bepaald.