DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op vrijdag 12 februari 2021
IEF 19761
||
2 feb 2021
2 feb 2021, IEF 19761; ECLI:NL:GHAMS:2021:312 (Vivat Sschadeverzekeringen tegen X), https://delex.nl/artikelen/on-terechte-melding-van-persoonsgegevens

(On)terechte melding van persoonsgegevens

Hof Amsterdam 2 februari 2021, IEF 19761, IT 3405; ECLI:NL:GHAMS:2021:312 (Vivat Schadeverzekeringen tegen X) Geïntimeerde had een verzekering bij Vivat Schadeverzekeringen voor zijn personenauto. Met deze auto heeft geïntimeerde tot tweemaal toe een ongeluk gehad. De verzekeraar heeft voor het eerste ongeluk het bedrag van € 1.187,75 uitgekeerd. Voor het tweede ongeluk heeft de verzekeraar een expert ingeschakeld om de schade te beoordelen. De expert heeft verklaard dat uit een vergelijking van het fotomateriaal de conclusie kan worden getrokken dat de eerdere schade niet is hersteld. Geïntimeerde zou deze schade dus niet hebben opgelopen bij het tweede ongeluk, maar de schade wel hebben gemeld bij de verzekeraar. Daarop heeft de verzekeraar het uitgekeerde schadebedrag en de persoonsgegevens van geïntimeerde laten opnemen in het Extern Verwijzingsregister van Stichting Centraal Informatie Systeem (CIS). Geïntimeerde betwist de juistheid van deze feiten en heeft de verzekeraar gesommeerd om de registratie ongedaan te maken. Geïntimeerde heeft voor deze vordering niet de geëigende route van artikel 35 UAVG gevolgd, maar de weg van het kort geding. Hiervoor dient eerst het spoedeisend belang van geïntimeerde bij de gevraagde voorziening aannemelijk worden gemaakt. Doordat partijen zich hier nog niet over hebben uitgelaten, worden zij hiertoe alsnog toe in gelegenheid gesteld. Een verdere beslissing wordt daarom vooralsnog aangehouden.

4.9 Nu [geïntimeerde] niet de geëigende route, met voldoende waarborgen omklede rechtsgang van artikel 35 UAVG heeft gevolgd, maar de weg van het kort geding heeft gekozen, zal het hof ambtshalve moeten toetsen of hij tegen de achtergrond van het voorgaande ten tijde van de uitspraak spoedeisend belang heeft bij de gevaagde voorziening. Daartoe moet [geïntimeerde] feiten en omstandigheden stellen waaruit zijn spoedeisend belang is af te leiden. Naar het voorlopig oordeel van het hof zijn dergelijke feiten en omstandigheden vooralsnog niet, althans onvoldoende gesteld.

4.10 Als een spoedeisend belang dat een voorziening in kort geding rechtvaardigt niet aannemelijk is, zal het bestreden vonnis worden vernietigd en zal de vordering van [geïntimeerde] reeds daarom alsnog worden afgewezen.

Het bovenstaande betekent overigens niet dat de registratie van de persoonsgegevens van [geïntimeerde] in CIS terecht is geweest, maar uitsluitend dat de geëigende weg om tegen deze registratie op te komen in beginsel een andere is. Nu [geïntimeerde] de termijn van artikel 35 lid 2 UAVG heeft laten verstrijken, ligt het op zijn weg eerst een nieuw verzoek op grond van artikel 21 AVG in te dienen. Bij een eventuele afwijzende reactie daarop kan hij zich op de voet van artikel 35 UAVG binnen een termijn van zes weken na ontvangst van dit antwoord tot de rechtbank wenden.

4.11 Het spoedeisend belang van [geïntimeerde] bij de gevraagde voorziening in kort geding, in het licht van de hiervoor beschreven specifieke rechtsgang, is door partijen niet aan de orde gesteld. Daarin ziet het hof aanleiding om [geïntimeerde] in de gelegenheid te stellen zich alsnog over de spoedeisendheid uit te laten, als hij van mening is dat daarvan in dit geval sprake is. Reaal kan daarop bij antwoordakte reageren.