Gepubliceerd op dinsdag 23 december 2014
IEF 14501
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Oneigenlijk gebruik depot bij griffie

Rechtbank Midden-Nederland 17 december 2014, IEF14501 (griffie gedeponeerde stukken)
Bewijs. Verweerster heeft beweerdelijk gedetailleerde tekeningen en ontwerpen echter niet als productie in het geding gebracht, maar in plaats daarvan ter griffie gedeponeerd, vanwege de omvang. Beroep op gedeponeerde stukken. Bevel tot afgifte bij wege van voorlopige voorziening dan wel afschrift ex art. 843a Rv. Incident ten aanzien waarvan wet niet bepaalt dat daarover eerst en vooraf moet worden beslist. Stelplicht. Het depot is bedoeld om inzage in originelen te krijgen, dat is in deze zaak niet aan de orde, zodat het depot oneigenlijk wordt gebruikt. Als verweerster zich op de gedeponeerde stukken wil beroepen, zal ze deze daarom op de reguliere wijze in het geding moeten brengen.

 2.4.[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] leggen aan deze vordering ten grondslag dat [verweerster] zich ter onderbouwing van (de omvang van) de door haar gestelde schade heeft beroepen op door haar verrichte voorbereidende werkzaamheden, bestaande uit het maken van gedetailleerde werktekeningen en schetsontwerpen. Zij heeft die tekeningen en ontwerpen echter niet als productie in het geding gebracht, maar in plaats daarvan ter griffie gedeponeerd. Volgens [verweerster] was dat omdat de omvang daarvan zodanig was dat een en ander niet aan de dagvaarding kon worden gehecht, maar dat wordt door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] betwist, omdat blijkens de akte depot slechts een tweetal mappen ter griffie is gedeponeerd. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben er op gewezen dat zij zonder bestudering van de beweerdelijk gedetailleerde werktekeningen en schetsontwerpen de gestelde voorbereidende werkzaamheden en de omvang daarvan niet kunnen beoordelen. Bijgevolg kunnen zij ook de vordering van [verweerster] niet beoordelen. Aangezien [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in het buitenland wonen en werken, zijn zij echter niet in staat om de gedeponeerde stukken zelf, met hun raadsman, in te zien en zo nodig te laten beoordelen door deskundigen. Het inzien van de stukken door enkel hun raadsman is naar hun verwachting onvoldoende om behoorlijk verweer te kunnen voeren.

3.2.
Toewijzing van een voorlopige voorziening, zoals [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] primair hebben gevorderd, is echter alleen mogelijk wanneer zij gericht is op een voorziening die voor de duur van de bodemprocedure kan worden gegeven. Daarvan is in deze zaak geen sprake. Een bevel tot afgifte van stukken is immers een procedurele bewijsmaatregel, die naar haar aard een definitief karakter heeft en daarom niet kan gelden voor alleen de duur van het geding. Om die reden moet de primaire vordering worden afgewezen. Ook de subsidiaire vordering moet worden afgewezen, omdat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] niet zozeer lijken te beogen een afschrift van de gedeponeerde stukken te verkrijgen, als bedoeld in artikel 843a Rv, maar [verweerster] ertoe willen bewegen haar stellingen te onderbouwen en/of daarvan reeds bewijs te leveren. Daarvoor is in dit incident echter geen plaats.

3.4.
In dat verband is van belang dat de gedeponeerde stukken wel in depot zijn geaccepteerd, maar dat zij naar het oordeel van de rechtbank daarmee nog geen onderdeel uitmaken van het procesdossier. Bij stukken, die ook als producties in het geding kunnen worden gebracht, is depot immers bedoeld om inzage in de originelen te kunnen verkrijgen. Dat is in deze zaak niet aan de orde, zodat het depot oneigenlijk wordt gebruikt. Daarbij komt dat de rechtbank [verweerster] ook niet kan volgen in haar stelling, dat de omvang van de ter griffie gedeponeerde stukken zich zou verzetten tegen overlegging daarvan als productie. Voor deponering bestaat derhalve ook om die reden geen goede grond. Dat klemt, daar [verweerster] bekend is met de woon- en werksituatie van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] en gesteld noch gebleken is dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] de gedetailleerde werktekeningen en schetsontwerpen waarop [verweerster] zich beroept, reeds kennen.

3.5.
Als [verweerster] zich op de gedeponeerde stukken wil beroepen, zal ze deze daarom op de reguliere wijze in het geding moeten brengen. De rechtbank geeft [verweerster] daarbij in overweging de stukken, ter vermijding van latere vertraging, reeds nu aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] te doen toekomen, vóórdat de conclusie van antwoord in de hoofdzaak zal worden genomen. Ook overweegt de rechtbank nog dat zij ingevolge artikel 85 lid 4 Rv consequenties kan verbinden aan het niet tijdig in het geding brengen van stukken waarop een beroep is gedaan.