20 mrt 2024
Onrechtmatig portret gebruikt in advertenties door ex-partner
Rb. Oost-Brabant 20 maart 2024, IEF 21985; ECLI:NL:RBOBR:2024:1126 (Eiseres tegen gedaagde). Partijen hebben een relatie gehad en dreven samen een vennootschap onder firma die zich bezighield met acupunctuur en Chinese geneeswijzen. Na verbreking van de relatie heeft eiseres de vennootschap opgezegd. In de onderhavige zaak wordt de afwikkeling van de vennootschap en verdeling van de woning behandeld. Daarnaast is er een geschil ontstaan over het gebruik van een foto van eiseres in een advertentie die gedaagde liet plaatsen. Eiseres beroept zich op haar portretrecht en stelt door de plaatsing van de advertentie schade te hebben geleden. Zij wil een verbod voor de toekomst. Het gaat om twee weekbladen die zijn verschenen (na haar vertrek) met gebruik van haar foto. Daarmee heeft gedaagde het beeld laten ontstaan dat eiseres nog steeds met hem in een praktijk samenwerkt. Dit is volgens eiseres des te kwalijker aangezien gedaagde zich in 2022 schuldig heeft gemaakt aan ongewenste intimiteiten met een cliënte, waarvoor hij ook is veroordeeld. De rechtbank overweegt op grond van het Discodanser arrest dat hier sprake is van gebruik van een portret zonder toestemming in een reclame-uiting. De geportretteerde heeft in zo’n geval in beginsel steeds een redelijk belang om zich te verzetten tegen gebruik van zijn portret ter ondersteuning van een commerciële reclame uiting. Gedaagde heeft dit niet gemotiveerd kunnen weerleggen en moet een schadevergoeding van € 1.000 betalen.
5.37. De rechtbank overweegt dat op grond van het Discodanser arrest (HR 2 mei 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2364, zie ook nadien HR 14 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA2788 (Cruyff/Tirion)) geldt dat als het gaat om gebruik van een portret zonder toestemming in een reclame-uiting, de geportretteerde in beginsel steeds een redelijk belang zal hebben om zich te verzetten tegen gebruik van zijn portret ter ondersteuning van een commerciële reclame uiting. De geportretteerde zal door het publiek immers worden geassocieerd met het betreffende product of de dienst, waarbij het publiek in het algemeen - en doorgaans terecht - ervan uit zal gaan dat het gebruik van het portret niet zal zijn gebeurd zonder toestemming van de geportretteerde en de opname van het portret in de reclame-uiting zal opvatten als een blijk van publieke ondersteuning van het product of de dienst door de geportretteerde. Op deze gronden is het op een dergelijke wijze gebruiken van een portret in beginsel aan te merken als een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de geportretteerde, en daarmee onrechtmatig. Het gebruik van [gedaagde 1] van het portret van [eiseres] is dus onrechtmatig.
5.38. Voor zover [gedaagde 1] een beroep heeft willen doen op overmacht, wordt dat verworpen. Gesteld noch gebleken is dat de betreffende bladen waarin de foto is gebruikt reeds waren gedrukt. Partijen waren op het moment dat de betreffende reclame-uitingen zijn gedaan immers al lang uit elkaar; [eiseres] was al enige maanden uitgetreden als vennoot. In die omstandigheden had van [gedaagde 1] oplettendheid mogen worden verwacht bij het doen van reclame-uitingen voor zijn eigen onderneming.